Examentraining Duits 6v

Examentraing Duits
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Examentraing Duits

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wie geht es Dir?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Was ist das wichtigste bei der Abiturprüfung?
Schnell lesen können
Viele Wörter kennen
Richtige Technieken anwenden
Gut spiken können
Stressresistent sein

Slide 3 - Poll

This item has no instructions

Kein Stress! 
Deine Prüfung ist in 115 Tagen! 

donderdag 27 mei 2021 09:00-11:30
1e tijdvak

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Toolkit Examens 
1. Bewijs en tegenbewijs 
2. Woorden raden en opzoeken 
3. Gatentools 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Tool 1: Bewijs
Voor een goed antwoord is altijd volledig bewijs of een tegenbewijs! 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Bewijs zoeken: gebruik de toolkit 1 tekstopbouw 
- Inleiding: anekdote, introductie van het onderwerp 
- middenstuk: uitwerking, onderwerp in alinea's (straks meer erover) 
- slot : samenvatting of conclusie, eindboodschap 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Middenstuk 
1. Inleidende zin
*onderwerp aankondigen
*overgang/link met de vorige alinea aangeven (signaalwoorden)
2. middelstuk
*onderbouwing
*argumenten (+/-)
*voorbeelden (tijd, plaats, beeldgeschetst) > zum Beispiel
*mening van experten 
*onderzoeksresultaat (feiten, cijfers, percentages) 
3. Slot: samenvatting 



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Tools 2 
Woorden 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Zoekwoorden 
  • voorstelling en vraag 
  • makkelijk herkenbaar in de tekst (bv namen)
Verwijswoorden
verwijzen naar iets wat al eerder is gezegd in de tekst
ze geven dus info waar je bewijs kan vinden  

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden
geven verbanden aan
je kunt ze dus gebruiken om snel een reden, voorbeeld, tegenargument etc te vinden in de tekst 
(er komt een aparte les daarvoor) 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan moeilijke woorden 
1. Wat kan helpen
  • context
  • lijkt het op een woord uit een andere taal 
  • deel van het woord 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Was bedeutet das Wort Ärmel in :
Die Ärmel sind lang?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

bügeln: Ich habe gestern gewaschen und muss die Wäsche jetzt noch bügeln.

Slide 14 - Open question

Gestern; dus niet ophangen/drogen. 
Umtauschen: Die Hose habe ich gestern gekauft, aber sie ist doch zu klein. Ich möchte sie umtauschen

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

nachen: Die Kinder naschen gerne Süßigkeiten.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

gesiezt und geduzt: Werden Großeltern in den Niederlanden gesiezt oder geduzt?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

ähnlich: Die Schwestern sehen sich ähnlich

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Mangel: Der Mangel an Medikamenten gegen Malaria verursachte große Probleme.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Pak altijd een woordenboek als...
  • - het woord in de vraag staat (ook bij citaten!) 
  • het woord in de antwoordopties staat 
  • het woord in het bewijs staat 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Opzoek tips 
Zoek op juiste woordsoort op 
> werkwoord bv Julia klang ganz normal am Telefon(ww klingen) 
> zelfstandingnaamwoord (geschreven met Hoofdletter) 
> bijvoegelijknaamwoord (zegt iets over znw) 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

zoek 
Composita separaat 
soms handig om een groep woorden op te zoeken 
check of de vertaling goed in de context past 
zoek ß op bij ss 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

T 3 Vraag 4

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

T3 Vraag 5

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Gatentools 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

tool 1: zinnen rondom het gat 
Het bewijs staat meestal dichtbij het gat> zet [ ] om de zin voor, de zin met en de zin na de gat  

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

tool 2: Signaalwoorden 
De signaalwoorden geven aan wat de woorden rond met het gat zelf te makken hebben. 
bv Er ist hingegangen weil... 
Er ist hingegangen obwohl...
Er ist hingegangen also... 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Hast du etwas Neues gelernt?
Ja, und wie!
Nein, alles altes Zeug
Ich muss noch schauen ob ich etwas damit anfangen kan
Ich habe noch 115 Tage... also wer weiss

Slide 28 - Poll

This item has no instructions

Tekst 3

Slide 29 - Open question

This item has no instructions