H2.2 hoofdletters

Lezen
timer
15:00
Kijk de opdrachten van H2.1 na met het antwoordblad. Klaar? Ga verder met lezen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Lezen
timer
15:00
Kijk de opdrachten van H2.1 na met het antwoordblad. Klaar? Ga verder met lezen.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Uitleg gebiedende wijs (werkwoordspelling)
  • Uitleg leestekens in een zin
  • Uitleg hoofdletters
  • Maken zelftoets online

Doel van de les: 
Je kunt de gebiedende wijs spellen (werkwoordspelling)
Je kent de regels voor het gebruik van hoofdletters.
Je kent de regels voor het gebruik van leestekens.

Slide 2 - Slide

Max ................... zich  ...... voor de wedstrijd (afmelden).

Ik denk dat ik mij vanavond ..................... voor de training. (afmelden)

  • We noemen deze werkwoordsvorm de persoonsvorm tt. Standaard regel: schrijf de ik-vorm+t wanneer het een ander is.

  • Een ww staat in de gebiedende wijs indien de zin:                          1) een bevel geeft                                                                                       2) geen onderwerp heeft                                                                         ---> Je schrijft dan de ik-vorm                                                                        Bijvoorbeeld: Doneer nu geld!  of  Beantwoord die mail!

Slide 3 - Slide

Hoofdletters en leestekens

Slide 4 - Slide

Leestekens

Slide 5 - Slide

Leestekens

Slide 6 - Slide

Leestekens
Leestekens verbeteren de leesbaarheid van teksten.

Er zijn veel verschillende leestekens.

Slide 7 - Slide

Regels over leestekens
Punt 
einde van een zin
De hond is moe. 
Vraagteken
eind van een vraagzin
Is de hond moe?
Uitroep-teken
einde van een zin met extra nadruk
De hond is moe!

Slide 8 - Slide

Leestekens - vervolg
Komma
1. tussen 2 persoonsvormen


2. tussen een opsomming

3. na een naam of uitroep (begin van een zin)
4. voor voegwoorden omdat, terwijl, nadat, toen, want
1. Nadat Mart zijn boek had uitgelezen, schreef hij direct zijn fictiedossier. 
2. Ik heb 3 kleuren; blauw, rood en groen. 
3. Lianne, help me even.  
4. Hij is blij, want hij heeft een miljoen gewonnen. 
Dubbele punt
1. Voor een opsomming
2. Voor een citaat.
1. Ik heb dit weekend veel gedaan: gezwommen, film gekeken en met vrienden afgespreken.
2. Sharona vroeg: 'Mevrouw, wat is een citaat?'

Slide 9 - Slide

HOOFDLETTERS

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 12 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 13 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Achtstegroepers Huilen Niet
B
Achtstegroepers huilen niet

Slide 14 - Quiz

Achter welk woord moet een komma? Sleep dat woord naar de komma
Komma
Piet 
kun
jij
de
vaatwasser
uitpakken

Slide 15 - Drag question

Waar in de zin moet de komma komen te staan?
Sleep de komma naar de juiste plek.
Kijk die eekhoorn is nootjes aan het verzamelen.
,

Slide 16 - Drag question

Waar in de zin moet de komma komen te staan?
Sleep de komma naar de juiste plek.
Ik ga naar binnen want ik heb het koud.
,

Slide 17 - Drag question

Wat ga je nu doen?
  • Maak de opdrachten van H2.2 (niet 23 en 25)
  • Klaar? Laat je antwoorden zien en kijk ze daarna na met het antwoordenblad op Google Classroom.
  • Maak daarna de zelftoets op Op Niveau Online. (ga via leermiddelen naar Op Niveau Online. Klik op het poppetje rechtsboven in het scherm en vul de volgende groepscode in: SBJR8MWY. Ga vervolgens naar 2 Taalverzorging 1. --> 2.2 Spelling --> zelftest)

Slide 18 - Slide