week 26 (week 1 2025) klas 2 Lesen + derde naamval

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 52
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions


  • jas in de kluis of op de kapstok
  • pet/muts/capuchon af
  • oortjes uit
  • laptop dicht op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Was machen wir heute?

  • Lesen
  • Sprechen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lernziele:

Am Ende dieser Stunde:.....

..... kan ik een eenvoudige duitstalige tekst begrijpen en er vragen bij beantwoorden
.....ken je het verschil tussen de -ich- en -ach-Laut en kun je deze goed uitspreken


Slide 4 - Slide

This item has no instructions



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Link

This item has no instructions

An die Arbeit!
An die Arbeit: 

Was?  Lesen Aufgabe 14 auf Seite 111/112
            Je moet steeds één van de twee woorden kiezen
Wie?  selbstständig
Hilfe? die Wörterliste auf Seite 132
Zeit?    10 Minuten
Fertig? weiter mit den Sprachmittel




Slide 7 - Slide

This item has no instructions

"g" 
de "g" klinkt als Engelse "g" > goodluck - Gutemorgen



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Aussprache
  • Ich-Laut & Ach-Laut

  • ch nach a, o, u und au --> Ach-Laut
  • ch nach andere Vokale (klinkers) und Konsonanten (medeklinkers)  --> Ich-Laut (zachte g)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Ach-Laut
De harde 'g'

Na een a, o, u of au

Voorbeelden:
auch
Knochen
machen





 



Ich-Laut
De zachte/Limburgse 'g'

De rest

Voorbeelden:
nicht
leicht
Mädchen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Ich-Laut
Ach-Laut
Nacht
Tochter
Töchter
München
leicht
brauchen
Rechnung
Handtuch

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

  1. groß
  2. gern
  3. Gemüse
  4. Grünkohl
  5. Gurke
  6. Geburtstag
  7. Honig
  8. wenig
  9. wichtig
  10. ruhig
  11. zwanzig
  12. dreißig 
  1. ich
  2. acht
  3. Milch
  4. Pech
  5. auch
  6. Buch
  7. Lachs
  8. Wachs
  9. Fuchs
  10. Ochs
  11. sechs
  12. Wachs 
Aussprache g & ig
Aussprache ch & chs

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions


  • jas in de kluis of op de kapstok
  • pet/muts/capuchon af
  • oortjes uit
  • laptop dicht op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel

Slide 16 - Slide

This item has no instructions


  • jas in de kluis of op de kapstok
  • pet/muts/capuchon af
  • oortjes uit
  • laptop dicht op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Lernziele:

Am Ende dieser Stunde:.....

..... kan ik uitleggen wat een naamval is
..... ken ik de voorzetsels die de derde naamval krijgen
..... kan ik de persoonlijk voornaamwoorden in de derde naamval toepassen in een zin


Slide 18 - Slide

This item has no instructions



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Link

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoorden
Wat zijn dat ook alweer en ken je ze nog?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Vervangen van een zelfstandig naamwoord door een persoonlijk voornaamwoord

Elk zelfstandig naamwoord heeft een geslacht en op basis daarvan wordt het persoonlijk voornaamwoord gebaseerd:

 der Vater (m) wordt er
die Maus wordt sie
das Pferd (o) wordt es
die Kinder wordt sie 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Een persoonlijk voornaamwoord gebruik je:
 
  • om herhaling van naam/persoon/ding te voorkomen
  • in plaats van een persoon/personen of een ding/dingen

Bijvoorbeeld:
De vrouw loopt op straat. Ze gaat naar de slager.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

aus
bei
mit 
nach 
seit
von 
zu
uit
bij
met
na, naar (bij plaatsen)
sinds
van
naar (bij personen)

Slide 25 - Slide

Opdracht: Vul op het uitgedeelde formulier de vertaling in!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

nog een keer:
Naamvallen zijn eigenlijk ' gewoon'  zinsdelen:

1ste naamval = het onderwerp
3de naamval = het meewerkend voorwerp
4de naamval = het lijdend voorwerp

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

An die Arbeit!
An die Arbeit: 

Was?  Grammatik:  Aufgabe 18, 19, 20, 21, 22 
Wie?   selbsständig
Hilfe?  Die Grammatik auf Seite 114 und 116
Zeit?    25 Minuten
Fertig? Woorden  leren!




Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Lernziele erreicht?

..... kan ik uitleggen wat een naamval is
..... ken ik de voorzetsels die de derde naamval krijgen
..... kan ik de persoonlijk voornaamwoorden in de derde naamval toepassen in een zin



Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 35 - Slide

This item has no instructions


  • jas in de kluis of op de kapstok
  • pet/muts/capuchon af
  • oortjes uit
  • laptop dicht op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Was machen wir heute?

  • Wörterbuch verwenden

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Lernziel

..Am Ende dieser Stunde:

..... kann ich ein Wörterbuch auf eine gute Weise verwenden



Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?


Opzoeken 
in het woordenboek

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Das Wörterbuch: werkwoorden
Het woordenboek laat nooit vervoegingen van werkwoorden zien!
 
Hoe vind je dan de juiste vertaling en vorm van een werkwoord?
  • Je zoekt het hele werkwoord op in het woordenboek en past dan de werkwoordregels toe. (esttenten-regel en voltooid deelwoordregels)
  • Voorbeeld 'hij loopt': In het woordenboek vind je het hele werkwoord 'lopen' (= 'laufen'). 

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Das Wörterbuch: zelfstandige naamwoorden
In het woordenboek staan géén meervoudsvormen. Je zoekt dus altijd naar een woord in het enkelvoud! 

de meervoudsvorm staat tussen haakjes achter het enkelvoud:
bv: 
Mann zn m (-es / Männer)
Frau zn v (- / -en



Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Das Wörterbuch: zelfstandige naamwoorden
Het woordenboek kan op verschillende manieren laten zien of een woord een der, die, of das-woord is.

Achter het woord staat m, v, of o  (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig).

bv. Mann zn m
      Kind zn o




Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Das Wörterbuch: meervoud
Achter in het woordenboek vind je alle grammatica!

Hoe je het meervoud van een woord maakt, vind je daar ook. 
Maar bij een woord staat ook hoe je het meervoud vormt:






Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Das Wörterbuch: samengestelde woorden
De meesten samengestelde woorden staan niet in het woordenboek.
 
Hoe vind je dan de juiste vertaling van een woord?
  • Het is belangrijk dat je de woorden waaruit het woord is opgebouwd uit elkaar kunt halen. Je zoekt dan de betekenissen van de losse woorden op en je vindt de betekenis van het samengestelde woord
  • Huisdeur -> huis (Haus) + deur (Tür) = huisdeur of voordeur (Haustür)

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Das Wörterbuch: meerdere betekenissen 

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen: 

gebruik niet de eerste betekenis die in het woordenboek staat, maar kijk of het past in de zin/context!

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Zusammengefasst...
In het woordenboek vind je:
  1. alleen hele werkwoorden, geen vormen van een werkwoord
  2. alleen enkelvoud van zelfstandig naamwoorden, geen meervoud
  3. alleen losse woorden, (bijna) geen samengestelde woorden

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Üben
Während unserer Reise haben wir eine wunderschöne kleine Stadt entdeckt.

Im Handschuhfach meines Autos liegt immer eine Sonnenbrille.





Slide 48 - Slide

This item has no instructions

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?   Woordenboek opdracht maken
Wie?    Selbstständig
Hilfe?   ein Wörterbuch
Zeit       so lange ihr braucht
Fertig? StudyGo: de woordenlijst Hfst 8, 9 en 10 of 
               de modale werkwoorden
               




 


Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Lernziel

..Am Ende dieser Stunde:

..... kann ich ein Wörterbuch auf eine gute Weise verwenden



Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 52 - Slide

This item has no instructions