This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Oefentoets H6
Voortplanting bij planten
en dieren.
Slide 1 - Slide
Welke onderdelen van een bloem hebben vaak mooie, opvallende kleuren?
A
De kelkbladeren
B
De stamper
C
De kroonbladeren
D
De meeldraden
Slide 2 - Quiz
Welke onderdelen van de bloem groeien uit tot zaden in de vrucht?
A
Vruchtbeginsel
B
Stijl
C
Zaadbeginsels
D
Stempel
Slide 3 - Quiz
Onderdelen van de bloem:
Een volledige bloem bestaat altijd uit de volgende onderdelen
A
kroon, kelk, stijl en helmknop
B
kroon, kelk, stempel en meeldraad
C
kroon, kelk, stamper en meeldraad
D
kroon, kelk, stamper en helmknop
Slide 4 - Quiz
Hoe heet deel 1?
A
stempel
B
stamper
C
vruchtbeginsel
D
stijl
Slide 5 - Quiz
Hoe heet deel 2?
A
stempel
B
stamper
C
vruchtbeginsel
D
stijl
Slide 6 - Quiz
Hoe heet deel 3?
A
stempel
B
stamper
C
vruchtbeginsel
D
stijl
Slide 7 - Quiz
Hoe heet nummer 1?
A
Buitenblad
B
Kroonblad
C
Kelkblad
D
Meeldraad
Slide 8 - Quiz
Hoe heet nummer 6
A
Buitenblad
B
Kroonblad
C
Kelkblad
D
Meeldraad
Slide 9 - Quiz
Hoe heet nummer 3
A
Buitenblad
B
Kroonblad
C
Kelkblad
D
Meeldraad
Slide 10 - Quiz
Een stamper is een vrouwelijk voortplantingsorgaan van een bloem.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Insectenbloemen maken meer stuifmeelkorrels dan windbloemen.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
Bij veel windbloemen steken de helmknoppen buiten de bloem uit.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Nummer 3 geeft een mannelijk voortplantingsorgaan aan.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quiz
Op de plaatsen 1 en 2 kunnen zich stuifmeelkorrels bevinden.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
Op plaats 3 kan bevruchting plaatsvinden.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quiz
Uit een vruchtbeginsel ontstaat een bevruchte eicel.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
Een zaad bevat reservevoedsel voor een kiemplantje.
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quiz
Welke delen van een bloem zijn de mannelijke voortplantingsorganen?
Slide 19 - Open question
Hoeveel vruchtbeginsels zijn er in de afbeelding getekend? (typ alleen het getal)
Slide 20 - Open question
Hoeveel zaadbeginsels zijn er in de afbeelding getekend? (typ alleen het getal)
Slide 21 - Open question
Is dit een stuifmeelkorrel van een windbloem of van een insectenbloem? Leg je antwoord uit.
Slide 22 - Open question
Met welk nummer is in deze afbeelding een mannelijk voortplantingsorgaan aangegeven?
Slide 23 - Open question
Wat is de functie van deel 4?
Slide 24 - Open question
Is deel 3 groen of opvallend gekleurd?
A
groen gekleurd
B
opvallend gekleurd
Slide 25 - Quiz
Is deze bloem een windbloem of een insectenbloem?
A
windbloem
B
insectenbloem
Slide 26 - Quiz
Wordt in deze bloem nectar gemaakt?
A
ja
B
nee
Slide 27 - Quiz
Bij welke bloemen zijn de stempels het grootst, bij windbloemen of bij insectenbloemen?
A
windbloemen
B
insectenbloemen
Slide 28 - Quiz
Geef twee voorbeelden van zaden van planten, die door de mens als voedsel worden gebruikt.
Slide 29 - Open question
In welke delen van bloemen komen zaadbeginsels voor?
A
alleen in de helmdraden
B
alleen in de helmhokjes
C
alleen in de vruchtbeginsels
D
in de meeldraden en in de stampers
Slide 30 - Quiz
Wat is de functie van deel P in de afbeelding?
A
Het vormen
van eicellen.
B
Het vormen van stuifmeelkorrels.
C
Het aanlokken
van insecten.
D
Het beschermen van
de bloem in de knop.
Slide 31 - Quiz
Is deel P in de afbeelding opvallend gekleurd? En deel Q?
A
Alleen deel P is opvallend gekleurd.
B
Alleen deel Q is opvallend gekleurd.
C
Deel P en deel Q zijn beide opvallend gekleurd.
D
Geen van beide delen is opvallend gekleurd.
Slide 32 - Quiz
In de afbeelding gaat stuifmeel van de ene bloem naar de andere bloem. Bij welke pijl(en) is er sprake van bestuiving?
A
1, 2 en 3
B
1 en 2
C
alleen 1
D
2 en 3
Slide 33 - Quiz
Welke bloem is (of welke bloemen zijn) windbloem(en) in de afbeelding?
A
alleen bloem 3
B
alleen bloemen 1 en 2
C
alle drie de bloemen
D
geen van de drie bloemen
Slide 34 - Quiz
In de afbeelding is een deel van een bloem schematisch getekend.
Kan er in deze bloem bestuiving hebben plaatsgevonden? En kan er bevruchting hebben plaatsgevonden?
A
bestuiving en bevruchting
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen van beide
Slide 35 - Quiz
Bij welke bloemen zijn de kroonbladeren meestal groen?
A
Alleen bij insectenbloemen.
B
Alleen bij windbloemen.
C
Zowel bij insectenbloemen als windbloemen.
Slide 36 - Quiz
Drie gebeurtenissen zijn: 1 De top van een stuifmeelbuis barst open. 2 Er vindt bestuiving plaats. 3 Er groeit een stuifmeelbuis uit een stuifmeelkorrel. Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
A
1-2-3
B
2-1-3
C
2-3-1
D
3-1-2
Slide 37 - Quiz
Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.
Heeft in deze bloem bestuiving plaatsgevonden? En heeft in deze bloem bevruchting plaatsgevonden?
A
zowel bestuiving als bevruchting
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen bestuiving en geen bevruchting
Slide 38 - Quiz
Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.
Wat ontstaat er uit de bevruchte eicel?
A
een kiem
B
een vrucht
C
een zaad
Slide 39 - Quiz
In de afbeelding is een doorgesneden paprika getekend.
Is bij de vorming van deze paprika slechts één stuifmeelkorrel betrokken geweest of zijn er meerdere stuifmeelkorrels bij betrokken geweest? En is bij de vorming van deze paprika slechts één zaadbeginsel betrokken geweest of zijn er meerdere zaadbeginsels bij betrokken geweest?
A
Eén stuifmeelkorrel en één zaadbeginsel.
B
Eén stuifmeelkorrel en meerdere zaadbeginsels.
C
Meerdere stuifmeelkorrels en één zaadbeginsel.
D
Meerdere stuifmeelkorrels en meerdere zaadbeginsels.
Slide 40 - Quiz
In de afbeelding is een doorsnede van een appel getekend. Uit welk deel (of uit welke delen) van een bloem is deel Q ontstaan?
A
Uit de bloemsteel.
B
Uit de kelkbladeren en de meeldraden.
C
Uit een vruchtbeginsel.
D
Uit een zaadbeginsel.
Slide 41 - Quiz
In de afbeelding is een kers getekend. Bevat deze kers een of meer kiemen?
A
Nee, deze kers bevat
geen kiemen.
B
Ja, deze kers bevat één kiem.
C
Ja, deze kers bevat
meer dan één kiem.
Slide 42 - Quiz
Hoe worden de zaden van een kersenboom verspreid?
A
Door de plant zelf.
B
Door de wind.
C
Door dieren.
Slide 43 - Quiz
Hoe worden de zaden van een kersenboom verspreid?
A
Door de plant zelf.
B
Door de wind.
C
Door dieren.
Slide 44 - Quiz
Bacteriën kunnen snel groeien. Je ziet hier 1 deling.
1 bacterie deelt zich in een 20 minuten . Hoeveel bacteriën zijn er na 1 uur?
A
4
B
8
C
16
D
32
Slide 45 - Quiz
Een paard en een ezel kunnen samen nakomelingen krijgen. De nakomelingen van een ezel (hengst) en een paard (merrie) heten 'muildieren'. De nakomelingen van een paard (hengst) en een ezelin heten 'muilezels'. Muilezels en muildieren zijn niet vruchtbaar.
Behoren een ezel en een paard tot één soort?
A
Nee, want ze kunnen geen vruchtbare nakomelingen voortbrengen.
B
Ja, want ze stammen uit hetzelfde geslacht.
C
Ja, want ze kunnen vruchtbare nakomelingen voortbrengen.
Slide 46 - Quiz
Een paard en een ezel kunnen samen nakomelingen krijgen. De nakomelingen van een ezel (hengst) en een paard (merrie) heten 'muildieren'. De nakomelingen van een paard (hengst) en een ezelin heten 'muilezels'. Muilezels en muildieren zijn niet vruchtbaar.
Hoeveel procent van de chromosomen heeft een muildier van zijn ouders?
A
75% ezel, 25% paard
B
100% ezel
C
100% paard
D
50% ezel en 50% paard
Slide 47 - Quiz
Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt voor bij planten alleen
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen
Slide 48 - Quiz
Ze je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?
Ze je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?