Test jouw kennis over Lean!

1 / 41
next
Slide 1: Slide
LeanMBOStudiejaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Oefentoets

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Na deze oefentoets:
  • weet je of je voldoende kennis over Lean hebt om straks de eindtoets te maken
  • weet je ook welke onderwerpen je nog eens door moet nemen :)

Slide 5 - Slide

Instructie
  1. De oefentoets bestaat uit 34 meerkeuzevragen
  2. In de meeste gevallen is er één antwoord goed
  3. Als er meerdere antwoorden goed zijn dan staat het aangegeven
  4. Zodra iedereen de toets gemaakt,                                                   kijk ik deze na en krijg je een cijfer :)!

Slide 6 - Slide

Wat is creativiteit?
A
Oplossingen zoeken voor problemen
B
Goed kunnen schilderen
C
Standaardoplossingen verzinnen
D
Met een open mind oplossingen voor problemen verzinnen

Slide 7 - Quiz

Welke eigenschappen worden door de rechter hersenhelft gestuurd?
A
Logica, intuïtie, intellect,inzicht
B
Intuïtie, creativiteit, verbeelding, ruimtelijk inzicht
C
Proactief, analytisch,zintuiglijk
D
Wetenschappelijk, rationeel, methodisch, proactief

Slide 8 - Quiz

Welke eigenschap wordt door de linkerhersenhelft gestuurd? (meerdere antwoorden goed)
A
Intuïtie
B
Gevoel
C
Rationeel
D
Logisch denken

Slide 9 - Quiz

Lean betekent
A
Afvallen
B
Groter maken
C
Ontwikkelen
D
Vermindering van verspilling

Slide 10 - Quiz

Wat hoort bij Lean? (meerdere antwoorden goed)
A
Je leven lang leren
B
Geen fouten mogen maken
C
De mens staat centraal
D
Continu verbeteren

Slide 11 - Quiz

De leanprincipes zijn....
A
Waarde, geldstroom, verandering, pull, verbeteren
B
Productie, precies, power, plezier, presteren
C
Waarde, waardestroom, flow, pull, perfectie
D
Waardestroom, presteren, flow, push, perfectie

Slide 12 - Quiz

Feedback betekent
A
Evalueren
B
Complimenten geven
C
Commentaar op iemand geven
D
Reactie op iemands gedrag geven

Slide 13 - Quiz

Feedback geven via het sandwichmodel, hoe doe je dat?
A
Wat ging goed, wat kan beter, algemene positieve samenvatting
B
Verbeterpunten, goede dingen, samenvatting
C
Dingen die goed gingen, dingen die fout gingen, samenvatting
D
Samenvatting wat er verkeerd ging, goede punten

Slide 14 - Quiz

Welke vormen zijn onderdeel van de 8 verspillingen...
A
Transport
B
Magazijn
C
ICT
D
Talent

Slide 15 - Quiz

Welke vormen zijn onderdelen van de 8 verspillingen...
A
Wachten
B
Koffie drinken
C
Beweging
D
Overleg

Slide 16 - Quiz

Er is sprake van een foplossing als...
A
De oorzaak van een probleem wordt opgespoord
B
Een probleem niet wordt opgelost
C
De oorzaak niet gevonden wordt maar er wel een oplossing komt
D
Er een vreemde oplossing gevonden wordt

Slide 17 - Quiz

Het visgraatdiagram gebruik je...
A
Als je de oplossing al weet
B
Als je oplossingen in kaart wilt brengen
C
Als je een oplossing voor het probleem zoekt
D
Als je de 5xW-methode gebruikt

Slide 18 - Quiz

Wat past het beste bij de 5xW-methode?
A
Kinderachtig
B
Gebruikt door veel kinderen
C
Veel vragen stellen
D
Helpt om de bronoorzaak te vinden

Slide 19 - Quiz

De vissenkop van het visgraatdiagram staat voor.....
A
De oplossing
B
Een waarde
C
Het probleem
D
Een cyclus

Slide 20 - Quiz

Piet heeft ervaring in de bediening, hij werkt nu in de afwas. Verspilling?
A
Beweging
B
Transport
C
Talent
D
Overproductie

Slide 21 - Quiz

Wat is het hoofddoel van 5S?
A
Een veilige werkplek
B
Een georganiseerde werkplek
C
Een prettige werkplek
D
Een schone werkplek

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
Scheiden-Schoonmaken-Schikken-Sorteren-Standaardiseren
B
Scheiden-Schikken-Schoonmaken-Standaardiseren-Standhouden
C
Scheiden-Schikken-Standaardiseren-Schoonmaken-Standhouden
D
Scheiden-Schikken-Standaardiseren-Standhouden-Schoonmaken

Slide 23 - Quiz

Waarvoor staat de gele hoed bij de veranderhoeden van De Bono?
A
Negatieve probleemoplossing
B
Intuitieve probleemoplossing
C
Creatieve probleemoplossing
D
Positieve probleemoplossing

Slide 24 - Quiz

Waarvoor staat de rode hoed bij de veranderhoeden van De Bono?
A
Negatieve probleemoplossing
B
Intuitieve probleemoplossing
C
Creatieve probleemoplossing
D
Positieve probleemoplossing

Slide 25 - Quiz

Waarin geeft het KANO-model inzicht?
A
De klantwens
B
De vraag van de klant
C
Flow
D
Klanttevredenheid

Slide 26 - Quiz

Waarvoor gebruik je het ICE-model?
A
Bronoorzaak vaststellen
B
Mogelijke oplossingen in kaart brengen
C
Probleem oplossen
D
Werkplekorganisatie

Slide 27 - Quiz

Welk woord hoort niet in de verandercurve thuis?
A
Bezorgdheid
B
Ontkenning
C
Spontaniteit
D
Angst

Slide 28 - Quiz

Wat is geen tip om stress te voorkomen?
A
Doe leuke dingen
B
Leg de lat niet te hoog
C
Vraag hulp
D
Zet door

Slide 29 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van creativiteit?
A
Uitstel van oordeel
B
Flexibel associëren
C
Verbeeldingskracht ontwikkelen
D
Brainstormen

Slide 30 - Quiz

Wat is Lean?
A
Een verbetermethode
B
Een bedrijfscultuur
C
Verspillingen tegen gaan
D
De mens centraal zetten

Slide 31 - Quiz

5. Bij welk leanprincipe hoort de volgende omschrijving?
“Datgene waar de klant voor wil betalen”.

A
Waarde
B
Waardestroom
C
Flow
D
Pull

Slide 32 - Quiz

Bij welk leanprincipe hoort de volgende omschrijving?
“Dit principe kan weergegeven worden in een value stream map.”

A
Waarde
B
Waardestroom
C
Pull
D
Perfectie

Slide 33 - Quiz

Bij welk leanprincipe hoort de volgende omschrijving?
“Continu verbeteren volgens PDCA”.

A
Waarde
B
Waardestroom
C
Pull
D
Perfectie

Slide 34 - Quiz

Leiderschap binnen lean wil zeggen?
A
Leider is onderdeel van het team
B
Leider is vaak op de werkvloer en ondersteund
C
Leider bedenkt beleid en laat dit uitvoeren
D
:Leider straft bij fouten

Slide 35 - Quiz

Wat is MUDA?
A
Overbelasting
B
Variatie
C
Verspilling
D
Balans

Slide 36 - Quiz

Wat is GEEN methode om stress te voorkomen?
A
Sporten
B
Dingen doen die jij leuk vindt
C
Vaker "nee" zeggen
D
Geen prioriteiten stellen

Slide 37 - Quiz

Wat zijn de “denkhoeden van de Bono”?
A
Een methode om vanuit verschillende invalshoeken naar een vraagstuk te kijken
B
Een methode de klant nog beter te bedienen
C
Een methode om afwisselend creatief en kritisch te denken
D
Een methode om een probleem op verschillende manier op te lossen

Slide 38 - Quiz

Wat is het ICE-model?
A
Een methode om vanuit verschillende invalshoeken naar een vraagstuk te kijken
B
Een methode de klant nog beter te bedienen
C
Een methode om afwisselend creatief en kritisch te denken
D
Een methode om een probleem op verschillende manier op te lossen

Slide 39 - Quiz

Wat is het KANO-model?
A
Een methode om vanuit verschillende invalshoeken naar een vraagstuk te kijken
B
Een methode de klant nog beter te bedienen
C
Een methode om afwisselend creatief en kritisch te denken
D
Een methode om een probleem op verschillende manier op te lossen

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Slide