Week 9 - Les 1 (Les pronoms Y + EN)

Bonjour! - le lundi 4 novembre
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour! - le lundi 4 novembre

Slide 1 - Slide

Le planning
  • Grammaire - pronoms Y + EN
  • Grammatica herkennen in leestekst

Slide 2 - Slide

Le but d'aujourd'hui
  • Ik weet het verschil tussen de voornaamwoorden Y en EN en hoe ik dit moet toepassen in een zin.

Slide 3 - Slide

Lis cette conversation! - wat valt je op?
Salut, tu vas où?
- Je vais à la piscine.
Tu y vais avec qui?
- J'y vais avec mes frères.
Tu a combien de frères? 
- J'en ai 3.


Probeer de zinnen te vertalen in je schrift en schrijf daarna op wat je opvalt.
timer
3:00

Slide 4 - Slide

Les pronoms "y" et "en" - prends des notes!
Doel: korter maken van zinnen en herhaling vermijden.

Slide 5 - Slide

Le pronom 'y' 

Le pronoms remplacés par "y"
  •  Vervangt een plaatsbepaling.
  • Een plaatsbepaling kun je meestal herkennen aan de voorzetsels à, au, dans, chez, sous, en, etc. 
  • "y" komt voor de persoonsvorm of een heel werkwoord te staan.
  • Le pronom répond à la question “où ?”

Exemple:
Question: Tu vas au cinéma?
Tu vas ? - au cinéma 
Réponse possible: Oui, j'y vais avec mes amis.

    Slide 6 - Slide

    Le pronom 'en' 

    Le pronom remplacés par "en"
    • Vervangt een lijdend voorwerp (waar un of une, een delend lidwoord - du, de la, de l', des of een hoeveelheid  - trois, mille, plusieurs, beaucoup...- voor staat) of een meewerkend voorwerp (waar het voorzetsel de voor staat).
    • "en" komt voor de persoonsvorm of een  heel werkwoord te staan.

    Exemple
    Question: Tu veux de l’eau ?” 
    --> de l'eau is een lijdend voorwerp met delend lidwoord de l'
    Réponse: Oui, j'en veux.

    Slide 7 - Slide

    On va essayer! - Onderbouw je keuzes door de termen in je aantekeningen

    1. Nous allons à Paris.
    2. Mon père mange un croissant
    3. Tu veux encore des pommes de terre
    4. Tu as de l'argent ?   
    5. Tu aimerais aller en Chine ?

    timer
    5:00

    Slide 8 - Slide

    On va essayer! - Onderbouw je keuzes door de termen in je aantekeningen

    1. Nous y allons. --> voorzetsel "à", plaatsbepaling.
    2. Mon père en mange. --> woord begint met "un", lijdend voorwerp.
    3. Tu en veux encore? --> delend lidwoord "des", lijdend voorwerp.
    4. Tu en as? --> delend lidwoord "de l'", lijdend voorwerp.
    5. Tu aimerais y aller? --> voorzetsel "en", plaatsbepaling, voor het hele ww.

    timer
    5:00

    Slide 9 - Slide

    Au travail - lire un texte sur Paris
    • Werk in tweetallen
    • Lees de tekst "Découvrir Paris : une aventure inoubliable" 
    • Zoek de pronoms "y" en "en" - markeer/onderstreep
    • Bedenk ook wat ze vervangen - vaak staat dat in de zin ervoor.

    Exemple: Je mange beaucoup de chocolat. J'en mange parce que je l'aime.

    Klaar? Kom een nakijkblad halen.
    timer
    15:00

    Slide 10 - Slide