230328 CVRM 2.5

• Keuzedeel spdg
• MBO
• Studiejaar 3

Les KZD 28-03-23

Voorlopige planning 

Lesdoel

Je weet welke gnm worden gebruikt als antistolling  en de werkingsmechanisme

Heb je een medicatiehistorie bij je?
(Maak het anoniem en zet je naam er op)

Ja nu wel

Stom, weer vergeten.

trombocyten-

aggregatieremmer

Anticoagulentia

DOAC's

Clopidogrel

fraxiparine

acetylsalicylzuur

Fenperocoumon

rivaroxaban

acenocoumarol

Dabigratan

prasugrel

a)Welke aandachtspunten zijn er belangrijk voor deze patiënt?

b)Waarom is het toch zinvol om het geneesmiddel in te nemen ondanks dat de patiënt geen last heeft van de klachten? Wat kan er gebeuren als de patiënt het niet inneemt?

Ook zonder aanwezigheid van klachten is het onderkennen van atriumfibrilleren belangrijk, omdat het kan leiden tot ernstige complicaties, in het bijzonder tot een ischemisch CVA.

c)De CHA2DS2-VASc-score kan worden gebruikt om het risico op een ischemische CVA in te schatten. Welke risicofactoren worden er onder andere meegenomen in de berekening?

• Hartfalen
• Hypertensie
• Leefstijd>75jr en  65-74 jr
• Diabetes
• CVA/TIA/trombose
• Vaatlijden
• Vrouwelijk 

d) Wat is de werking van het acenocoumarol en tot welke geneesmiddelgroep behoort het?

Acenocoumarol: cumarine-afgeleiden. Vitamine K is in de lever de grondstof voor het protrombine dat bij de bloedstolling een belangrijke rol speelt. Cumarine-afgeleiden hechten zich in de lever op die plaatsen waar ook vitamine K zich hecht, waardoor de lever geen protrombine meer kan leveren, met als gevolg een tekort aan protrombine. Zonder protrombine komt de bloedstollingsreactie niet op gang.

e.)Wat is er bijzonder aan de dosering van acenocoumarol in de eerste paar dagen?

f)Vaak staat er op het recept van acenocoumarol “volgens schema trombosedienst”. Waar wordt acenocoumarol op gedoseerd?

In het algemeen adviseren trombosediensten de tabletten eenmaal per dag ’s avonds in te nemen, zodat bij een sterk afwijkende INR de dosering nog op de dag van controle kan worden aangepast. Na de derde dag wordt de vervolgdosering bepaald op geleide van de INR. Bij cumarinederivaten moet de instelling door de trombosedienst gericht zijn op een INR tussen 2,0 en 3,0.

De patiënt geeft aan dat ze veel blauwe plekken heeft gekregen. Ze kan zich niet herinneren dat ze zich hard heeft gestoten en al helemaal niet zo vaak.
g) Kan dit een bijwerking zijn van acenocoumarol?

Tekst

Zo ja, wat is de achtergrond hiervan? 

1. Ja . Er is dan sprake van onderdosering
2. Ja. Er is dan sprake van overdosering
3. Waarschijnlijk niet
4. Nee dat is geen bijwerking

Acenocoumarol remt de stolling, waardoor de kans op bloedingen toeneemt. Er kunnen sneller blauwe plekken ontstaan of inwendige bloedingen kunnen vaker optreden.

Na een periode behandeld te zijn met acenocoumarol, wordt er overgestapt op dabigatran.
h)Wat is de werking van het geneesmiddel en tot welke geneesmiddelgroep behoort het?

Dabigatran: directe trombineremmers (DOAC’s). Het grijpt aan op de stollingsfactor trombine en blokkeert op deze manier gericht de werking van trombine, waardoor het bloed minder stolt. (Rivaroxaban en apixaban zijn factor Xa-remmers en grijpen aan op geactiveerde stollingsfactor X. Ze voorkomen daarmee dat protrombine wordt omgezet in trombine, waardoor het bloed minder stolt.)

i) Wat is een voordeel van het overstappen op dabigatran ten opzichte van acenocoumarol?

Vaste dosering, waardoor INR-controles niet nodig zijn. Consistent beeld van minder hersenbloedingen dan bij gebruik cumarinederivaten, ook in subgroepen.

j) Wat is een nadeel van het overstappen op dabigatran ten opzichte van acenocoumarol?

(1) Weinig bewijs bij kwetsbare ouderen.

(2) Therapietrouw lastig te monitoren.

(3) Toename van maag-/darmbloedingen bij ouderen ten opzichte van gebruik cumarinederivaten.

Proeve van Bekwaamheid

Keuzedeel specifieke doelgroepen 

Proeve van Bekwaamheid

Keuzedeel 

Specifieke doelgroepen 

•  70 jaar of ouder
•  6 gnm of meer 
• therapieontrouw of verminderde nierfunctie 

Heb je het lesdoel behaald?

😒🙁😐🙂😃