Diabetes Mellitus

In welke situatie verwacht je NIET dat het lichaam vetzuren als energiebron gaat gebruiken?
A
100m sprint
B
Koolhydraatarm dieet
C
Nog NIET ontdekte diabetes
D
Langdurig vasten
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

In welke situatie verwacht je NIET dat het lichaam vetzuren als energiebron gaat gebruiken?
A
100m sprint
B
Koolhydraatarm dieet
C
Nog NIET ontdekte diabetes
D
Langdurig vasten

Slide 1 - Quiz

Bij welk type diabetes behandel je altijd met insuline?
A
Diabetes insipidus
B
Diabetes mellitus type 2
C
Diabetes mellitus type 1
D
Zowel diabetes mellitus type 1 als type 2

Slide 2 - Quiz

Wat is het controlecentrum in het feedbackmechanisme van de glucosespiegel?
A
Hypothalamus
B
Hypofyse
C
Hersenstam
D
Pancreas

Slide 3 - Quiz

Welk type diabetes (suikerziekte) komt vooral voor bij jongeren?
A
Diabetes mellitus type 1
B
Diabetes mellitus type 3
C
Diabetes mellitus type 2
D
Diabetes insipidus

Slide 4 - Quiz

Wat is de toegevoegde waarde om de HbA1c te bepalen?
A
Dit is een preciezere bepaling van de glucosewaarde
B
Vaststelling diabetes type 1 of type 2
C
Glucosewaarden van 3 maanden opvolgen
D
Dit is een waarde die aangeeft hoe het ijzergehalte is

Slide 5 - Quiz

Onbehandelde diabetes leidt vaak tot bepaalde typische klachten. Welke hoort hier NIET bij?
A
Gewichtstoename
B
Veel plassen
C
Veel drinken
D
veel eten

Slide 6 - Quiz

Bij diabetes is altijd de angst voor een ‘hyper’ of ‘hypo’, welke hiervan ontstaan alleen na behandeling van diabetes?
A
Alleen hyperglycemie
B
Zowel hypoglycemie als hyperglycemie
C
Alleen hypoglycemie
D
Bij geen van beide

Slide 7 - Quiz

Welk hormoon van de alvleesklier zorgt voor stijging van de bloedsuikerspiegel?
A
Insuline
B
Glucagon
C
Somatostatine
D
Zowel glucagon als somatostatine

Slide 8 - Quiz

Een patiënt met een bloedsuiker van 2,4 begint te trillen en te zweten en valt bewusteloos op de grond. Wat doe je?
A
Insuline inspuiten in het been
B
Glucosedrank in de mond gieten
C
glucagon neusspray geven
D
Glucagon in de bilspier inspuiten

Slide 9 - Quiz

De eilandjes van Langerhans. Welke hormonen worden hierin geproduceerd?
A
Insuline en glucagon
B
Somatostatine en glucagon
C
Insuline en somatostatine
D
Somatostatine, glucagon én insuline

Slide 10 - Quiz

Hoe lang duurt het tot snelwerkende insuline (actrapid) is uitgewerkt?
A
1-3 uur
B
1-4 uur
C
3-5 uur,
D
7-8 uur

Slide 11 - Quiz

De snelheid van de opname van insuline is afhankelijk van de prikplaats
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz