el elefante encadenado
1 / 30
Lesson duration is: 90 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
¿Qué significa...?
1. el peso
2. el tamaño
3. el suelo
1. el peso
2. el tamaño
3. el suelo
A
1. de lengte
2. het formaat
3. de zolen
B
1. het gewicht
2. het formaat
3. de grond
C
1. het gewicht
2. de dompteur
3. de grond
D
1. de kracht
2. het formaat
3. de grond
Slide 6 - Quiz
¿Qué significa?
1. la actuación - actuar
2. el escenario
3. sin embargo
1. la actuación - actuar
2. el escenario
3. sin embargo
A
1. de acte - acteren
2. de scène
3. dus
B
1. de acte - acteren
2. het podium, de ring
3. echter
C
1. het optreden - optreden
2. het podium
3. echter
D
1. het optreden - optreden
2. de scène
3. dus
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
¿Qué significa...?
1. enterrado - la tierra
2. apenas
3. aunque
1. enterrado - la tierra
2. apenas
3. aunque
A
1. beëindigd - het einde
2. nauwelijks
3. hoewel
B
1. beëindigd - het einde
2. nauwelijks
3. tevens
C
1. begraven - de aarde
2. nauwelijks
3. tevens
D
1. begraven - de aarde
2. nauwelijks
3. hoewel
Slide 9 - Quiz
¿Qué significa ...?
1. obvio
2. huir
3. mantener
1. obvio
2. huir
3. mantener
A
1. duidelijk
2. vluchten
3. (be)houden
B
1. dubbel
2. vluchten
3. onderhouden
C
1. duidelijk
2. horen
3. (be)houden
D
1. dubbel
2. horen
3. onderhouden
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Entonces.... ¿por qué no huye?
Slide 12 - Open question
¿Qué significa...?
1. confiar en
2. la sabiduría
3. el maestro - amaestrado
4. un recuerdo - recordar
1. confiar en
2. la sabiduría
3. el maestro - amaestrado
4. un recuerdo - recordar
A
1. vertrouwen op
2. de duur
3. de meester - meesterlijk
4. een opname - opnemen
B
1. vertrouwen op
2. de wijsheid
3. de meester - africhten, dresseren
4. een herinnering - zich herinneren
C
1. vieren in
2. de wijsheid
3. de meester - africhten, dresseren
4. een opname - opnemen
D
1. vieren in
2. de wijsheid
3. de meester - meesterlijk
4. een herinnering- zich herinneren
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
¿Qué significa...?
1. empujar
2. tirar
3. soltarse
4. a pesar de
1. empujar
2. tirar
3. soltarse
4. a pesar de
A
1. trekken
2. duwen
3. springen
4. dankzij
B
1. duwen
2. trekken
3. zich bevrijden
4. dankzij
C
1. duwen
2. trekken
3. springen
4. ondanks
D
1. duwen
2. trekken
3. zich bevrijden
4. ondanks
Slide 16 - Quiz
¿Qué significa...?
1. volver a probar
2. resignar
3. el destino
4. jamás
1. volver a probar
2. resignar
3. el destino
4. jamás
A
1. terugkomen om te proberen
2. berusten
3. het lot
4. hummus
B
1. keren en proberen
2. ontslag nemen
3. de woestijn
4. nooit
C
1. opnieuw proberen
2. berusten
3. het lot
4. nooit
D
1. opnieuw proberen
2. ontslag nemen
3. het lot
4. nooit
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
¿Qué significa ...?
1. de vez en cuando
2. confirmar
3. ya no
4. la única manera
1. de vez en cuando
2. confirmar
3. ya no
4. la única manera
A
1. de keer wanneer
2. converteren
3. niet meer
4. de enige manier
B
1. soms
2. bevestigen
3. al dan niet
4. de unieke manier
C
1. soms
2. bevestigen
3. niet meer
4. de enige manier
D
1. de keer wanneer
2. converteren
3. al dan niet
4. de unieke manier
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
palabras claves
Slide 24 - Mind map
¿De qué trata el cuento?
(responde en 1 frase)
(responde en 1 frase)
Slide 25 - Open question
¿Qué es el tema principal?
