This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Vaste combinaties
3HAVO - H6 - Woordenschat
Slide 1 - Slide
Wat is het verschil tussen
op de kast jagen – op de kast zetten
Slide 2 - Slide
Wat is het verschil tussen
zijn snor drukken – zijn snor bijknippen
Slide 3 - Slide
Wat is het verschil tussen
de plank misslaan – de plank zagen
Slide 4 - Slide
Vandaag leer je over vaste combinaties.
Sommige woorden komen heel vaak in combinatie met andere woorden voor.
Slide 5 - Slide
Voorbeelden van zulke combinaties zijn:
Slide 6 - Slide
Voorbeelden van zulke combinaties zijn:
een zelfstandig naamwoord met een vast werkwoord: een oordeel vellen;
Slide 7 - Slide
Voorbeelden van zulke combinaties zijn:
een zelfstandig naamwoord met een vast werkwoord: een oordeel vellen;
uitdrukkingen met een werkwoord: de kluts kwijtraken, de knoop doorhakken;
Slide 8 - Slide
Voorbeelden van zulke combinaties zijn:
een zelfstandig naamwoord met een vast werkwoord: een oordeel vellen;
uitdrukkingen met een werkwoord: de kluts kwijtraken, de knoop doorhakken;
uitdrukkingen zonder werkwoord: de volle laag, een bittere pil;
Slide 9 - Slide
Voorbeelden van zulke combinaties zijn:
een zelfstandig naamwoord met een vast werkwoord: een oordeel vellen;
uitdrukkingen met een werkwoord: de kluts kwijtraken, de knoop doorhakken;
uitdrukkingen zonder werkwoord: de volle laag, een bittere pil;
uitdrukking met een woordpaar: stank voor dank, willens en wetens;
Slide 10 - Slide
Voorbeelden van zulke combinaties zijn:
een zelfstandig naamwoord met een vast werkwoord: een oordeel vellen;
uitdrukkingen met een werkwoord: de kluts kwijtraken, de knoop doorhakken;
uitdrukkingen zonder werkwoord: de volle laag, een bittere pil;
uitdrukking met een woordpaar: stank voor dank, willens en wetens;
uitdrukking met een woordpaar en een vast werkwoord: kant noch wal raken, de tering naar de nering zetten, hutje bij mutje leggen.
Slide 11 - Slide
Maak de uitdrukkingen a tot en met d compleet door er een werkwoord aan toe te voegen. Kies uit: geven – kiezen – lopen – slaan – slepen – staan – trekken – zitten.
Slide 12 - Slide
Kies uit: geven – kiezen – lopen – slaan – slepen – staan – trekken – zitten. De pijp aan Maarten......
Slide 13 - Open question
Kies uit: geven – kiezen – lopen – slaan – slepen – staan – trekken – zitten. Een flater......
Slide 14 - Open question
Kies uit: geven – kiezen – lopen – slaan – slepen – staan – trekken – zitten. één lijn......
Slide 15 - Open question
Kies uit: geven – kiezen – lopen – slaan – slepen – staan – trekken – zitten. een flater......
Slide 16 - Open question
Kies uit: geven – kiezen – lopen – slaan – slepen – staan – trekken – zitten. in de wacht......
Slide 17 - Open question
Kies uit: geven – kiezen – lopen – slaan – slepen – staan – trekken – zitten. onder de plak......
Slide 18 - Open question
Kies uit: geven – kiezen – lopen – slaan – slepen – staan – trekken – zitten. op eigen benen......
Slide 19 - Open question
Kies uit: geven – kiezen – lopen – slaan – slepen – staan – trekken – zitten. spitsroeden......
Slide 20 - Open question
het opgeven
een domme fout begaan
dezelfde mening hebben
vluchten
a de pijp aan Maarten geven
b een flater slaan
c één lijn trekken
d het hazenpad kiezen
Slide 21 - Drag question
door inspanning krijgen
niets te vertellen hebben
zelfstandig zijn
voorzichtig te werk gaan
e in de wacht slepen
f onder de plak zitten
g op eigen benen staan
h spitsroeden lopen
Slide 22 - Drag question
We lezen nu met elkaar tekst 1 'Doel bereikt' op bladzijde 190/191.
Slide 23 - Slide
aangrijpt; emotioneel raakt
positie
verkoopondersteunende activiteiten
streefde naar
1. ontroert
3. status
4. marketing
8. had zijn zinnen gezet op
Slide 24 - Drag question
voorafgaand aan
diepgaande; grondige
plechtigheid
uiterste
9. in aanloop naar
10. intensieve
12. ceremonie
14. ultieme
Slide 25 - Drag question
Gebruik voor de betekenis van deze woorden de woordraadstrategieën die je hebt geleerd. Wat betekent 'illegale'?
Slide 26 - Open question
Gebruik voor de betekenis van deze woorden de woordraadstrategieën die je hebt geleerd. Wat betekent 'vanzelfsprekend'?
Slide 27 - Open question
Gebruik voor de betekenis van deze woorden de woordraadstrategieën die je hebt geleerd. Wat betekent 'had met hem te doen'?
Slide 28 - Open question
Gebruik voor de betekenis van deze woorden de woordraadstrategieën die je hebt geleerd. Wat betekent 'tegenprestatie'?
Slide 29 - Open question
Gebruik voor de betekenis van deze woorden de woordraadstrategieën die je hebt geleerd. Wat betekent 'kwalificatie'?
Slide 30 - Open question
Gebruik voor de betekenis van deze woorden de woordraadstrategieën die je hebt geleerd. Wat betekent 'delegatie'?
Slide 31 - Open question
Gebruik voor de betekenis van deze woorden de woordraadstrategieën die je hebt geleerd. Wat betekent 'wilskracht'?
Slide 32 - Open question
Gebruik voor de betekenis van deze woorden de woordraadstrategieën die je hebt geleerd. Wat betekent 'je dromen najagen'?
Slide 33 - Open question
In alinea 6 staat een pleonasme. Welk pleonasme?
Slide 34 - Open question
Zoek in de tekst vier vaste samenstellingen em onderstreep deze in je boek.
Slide 35 - Slide
Er stonden er zeven in:
had zijn zinnen gezet op (al. 3): streefde naar.
gooide roet in het eten (al. 3): bedierf de zaak.
vatte het plan op (al. 3): een idee hebben en ermee beginnen het uit te voeren.
verdiende de kost (al. 4): geld verdienen.
een traantje wegpinken (al. 4): geëmotioneerd zijn.
zette een tijd op de klok (al 6): behaalde een tijd.
in de put zitten (al. 6): neerslachtig zijn; geen uitweg weten.
Slide 36 - Slide
Let op: de woordenschattoets is inmiddels ingepland over drie weken!
Theorie leren/video-uitleg nog eens kijken
oefeningen maken
woordenlijsten bestuderen
op tijd beginnen!!!!
Slide 37 - Slide
Ga nu naar de digitale omgeving van Nieuw Nederlands en maak de opdrachten die ik heb klaargezet in de planning.