Les 9 herh. + §8 pvvt


Lesplanning
* stillezen in je leesboek
* herhaling en oefeningen §7 pvtt
* theorie §8 pvvt
* oefeningen §8


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen.
* de persoonsvorm in de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen.

timer
10:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Lesplanning
* stillezen in je leesboek
* herhaling en oefeningen §7 pvtt
* theorie §8 pvvt
* oefeningen §8


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen.
* de persoonsvorm in de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Pak je schrift en pen erbij.

Slide 3 - Slide

Hoe vind je de pv in een zin?
Schrijf in je schrift de 3 manieren waarop je de pv kan vinden. 
timer
1:30

Slide 4 - Slide

Vragen
Noteer van de werkwoorden de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
  1. Jij (lachen) irritant.
  2. Deze wedstrijd (vervelen) ... mij ontzettend.
  3. (Worden) ... jij nu al weer boos?
  4. Wat (vinden) ... je leraar van je werk?
  5. Hij (erven) ... een oude Renault.
  6. Het vliegtuig (landen) ... op Schiphol.
  7. Mijn zusje (geloven) ... niet meer in Sinterklaas.
  8. De kachel (branden) ... eindelijk goed.
  9. Ik wil niet dat mijn vader me (overhoren)....
timer
4:00

Slide 5 - Slide

Antwoorden
Noteer van de werkwoorden de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
  1. Jij (lachen) lacht irritant.
  2. Deze wedstrijd (vervelen) verveelt mij ontzettend.
  3. (Worden) Word jij nu al weer boos?
  4. Wat (vinden) vindt je leraar van je werk?
  5. Hij (erven) erft een oude Renault.
  6. Het vliegtuig (landen) landt op Schiphol.
  7. Mijn zusje (geloven) gelooft niet meer in Sinterklaas.
  8. De kachel (branden) brandt eindelijk goed.
  9. Ik wil niet dat mijn vader me (overhoren) overhoort.

Slide 6 - Slide

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak opdracht 1, 3 en 5
Cursus 7 - §7 PV in TT

Hoe:
In je lesboek / schrift
Je mag fluisterend overleggen.

Hulp:
Theorie uit je boek of schema werkwoordspelling

Tijd:
15 minuten

Klaar:
Neem de theorie van de volgende paragraaf alvast door en maak opdracht 1. (§8 pvvt)
timer
15:00

Slide 7 - Slide

Vragen
Noteer van de werkwoorden de juiste persoonsvorm in de verleden tijd.

10. De storm (verwoesten) ... gisteren ons tuinhuisje.
11. De meisjes (staren) ... me al een tijdje aan.
12. Hij (verbazen) ... zich er niet over.
timer
2:00

Slide 8 - Slide

Antwoorden
Noteer van de werkwoorden de juiste persoonsvorm in de verleden tijd.

10. De storm (verwoesten) verwoestte gisteren ons tuinhuisje.
11. De meisjes (staren) staarden me al een tijdje aan.
12. Hij (verbazen) verbaasde zich er niet over.

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
zwakke werkwoorden

Slide 10 - Slide

Persoonsvorm in de verleden tijd: 
zwakke werkwoorden 
Zwakke werkwoorden zijn te zwak om te veranderen van klank in de verleden tijd. 
Voorbeeld: ik fiets - ik fietste 

Sterke werkwoorden veranderen in de vt wel van klank.
Voorbeeld: vind - vond 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Zwakke werkwoorden Enkelvoud 



Meervoud

ik-vorm + de of te ik/jij/hij/zij/het gooide 
ik/jij/hij/zij/het stopte

ik-vorm + den of ten wij/jullie/zij stopten
wij/jullie/zij gooiden

Slide 13 - Slide

Hoe bepaal je nou of je de(n) of te(n) schrijft?
Stap 1: Je kijkt naar het hele werkwoord. 

Stap 2: Je haalt -en af van het hele werkwoord. Je houdt de stam over. 

Stap 3: Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit het 'T Sexy Fokschaap --> dan schrijf je -te(n)
Anders schrijf je -de(n). 

Slide 14 - Slide

Bedenk een voorbeeld
Schrijf in je schrift twee eigen voorbeelden van een pvvt zwakke ww. (dus 2 werkwoorden, je kiest zelf ev of mv)

pvvt -te(n)

pvvt -de(n)
timer
2:00

Slide 15 - Slide

Opdracht 
§8 pvvt 
maken opdr. 2 en 3

We kijken deze opdrachten straks samen na.
Heb je vragen? Steek je hand omhoog en ik kom eraan.
timer
8:00

Slide 16 - Slide

Planning deze week

Slide 17 - Slide

Mijn moeder ______ (horen) niets.
(pvvt)

A
hoorde
B
hoort
C
hoor
D
hoorden

Slide 18 - Quiz

Het succes van deze gadget ______ (verbazen) mij. (pvvt)
A
verbaasde
B
verbaasten
C
verbaaste
D
verbaazden

Slide 19 - Quiz

Annie ______ (verstuiken) haar enkel.
(pvvt)
A
verstuikte
B
verstuikde
C
verstuikt
D
verstuikten

Slide 20 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Welk woord in de zin is de persoonsvorm?
Ik fiets op mijn fiets naar school.
A
fiets (1e woordje)
B
fiets (2e woordje)
C
Ik
D
school

Slide 22 - Quiz