HV2 werkwoordstijden

(H)V2 werkwoorden
De tijden 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NedMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

(H)V2 werkwoorden
De tijden 

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Ik kan de werkwoordstijd van 
verschillende zinnen bepalen.
  • 8 verschillende tijden

Slide 2 - Slide

Vraag 1: hulpwerkwoord hebben of zijn


Dit moet in combinatie met een tweede en/of derde werkwoord: een voltooid deelwoord.

  • Ik ben 15 jaar oud.
  • Wij waren naar de dierentuin.
 

Slide 3 - Slide

Welke drie manieren zijn er om de pv te vinden?

Slide 4 - Open question

Vraag 2: de persoonsvorm
Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd?
  • Morgenochtend gaan we naar de stad.
  • Hij was daar echt niet blij mee.
  • Ik zal er beter op letten.
  • Gisteren vertrokken ze rond 11 uur.

Slide 5 - Slide

Vraag 3: een vorm van zullen
Als er een vorm van 'zullen' in de zin staat, staat de zin in de toekomende tijd.
  • We zullen er rekening mee houden.
  • Hij zou dat hebben gedaan.

Slide 6 - Slide

Ik heb een nieuwe jas.

Slide 7 - Open question

Ik heb daar gisteren gegeten.

Slide 8 - Open question

Hij had een stukje gelopen.

Slide 9 - Open question

Sara is heel erg lief.


Slide 10 - Open question

Femke en Hugo waren naar de bioscoop gegaan.

Slide 11 - Open question

Achmed zal het licht bedienen tijdens de dansvoorstelling.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 12 - Quiz

Amber zou op 4 mei een gedicht voorlezen.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 13 - Quiz

Mijn opa zou in oktober 80 jaar geworden zijn.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 14 - Quiz

René zal weleens vaker geschaatst hebben op natuurijs.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 15 - Quiz

Zelf aan de slag
Cursus spelling paragraaf 13: werkwoordsvormen en werkwoordstijden, opdrachten 2, 3, 4, 5a, 6a en 6b.

Slide 16 - Slide

Leerdoel
Ik kan de werkwoordstijd van 
verschillende zinnen bepalen.
  • 8 verschillende tijden

Slide 17 - Slide

1. Hij zal behoorlijk hard moeten gaan werken na al die onvoldoendes.
2. Zou de aannemer het huis ongeverfd opgeleverd hebben?
3. Hij had tijdens de zomervakantie enorm veel gewerkt bij zijn oom in de tuin.
ott, ovt, vtt, vvt, ottt, ovtt, vttt of vvtt?

Slide 18 - Open question