Unidad 6 SPAANS 1LV - Thuisonderwijs

Unidad 6 
Digitale handleiding voor zelfstudie
1 / 35
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Unidad 6 
Digitale handleiding voor zelfstudie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen Unidad 6
En la oficina de turismo:

-  vertellen hoe iemand met openbaar vervoer kan reizen
- de weg vragen en uitleggen
- informatie geven over excursies
- informatie geven over openingstijden en sluitingstijden

Slide 2 - Slide

woordenlijst
Unidad 6

klik HIER

Slide 3 - Slide

Les 1 45 minuten
stap 1: maak opdracht 6.01. Log in op www.uitgeversgroep.nl voor het bijbehorende geluidsfragment. Je hebt hiervoor de code achterop je boek nodig. 
stap 2: maak opdracht 6.02. Gebruik indien nodig een digitaal woordenboek bijvoorbeeld INTERGLOT
stap 3: lees op slide 5+6 over het werkwoord TENER QUE
stap 4: noteer het rijtje vervoegingen van TENER (onder punaise op slide 5) nog een keer in je schrift.
stap 5: oefen met het werkwoord TENER in VERBUGA (zie link slide 9) 10 minuten
stap 6: beantwoord de vragen op slide 7+8 in Lessonup

LISTO! (=klaar!)

Slide 4 - Slide

Moeten

MOETEN = TENER + QUE + INFINITIEF

Hoe wordt het werkwoord tener vervoegd?
tengo, tienes, tiene, tenemos, tenéis, tienen

Slide 5 - Slide

TENER QUE...
Tener = hebben ( in bezit)   /   Que = wat, dat
maar... TENER QUE = MOETEN. 
Tener moet je vervoegen ( Dus: tengo que, tienes que, tiene que, etc)
Na tener que komt er een héél werkwoord.

Vb:   
Tenemos que hablar con el profesor. - Wij moeten met de docent spreken.
Tengo que ir a casa. - Ik moet naar huis gaan.


Slide 6 - Slide

Vul de juiste vorm van 'tener que' in.
Vosotros ... ir al hospital.

Slide 7 - Open question

Vul de juiste vorm van 'tener que' in.
Alicia ... hacer los deberes.

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Link

Les 2 (90 minuten) - deel 1
stap 1: controleer opdracht 6.01 = 6.02 mbv nakijkblad (zie mail)
stap 2: lees slide 11+12 en bekijk filmpje van slide 13
stap 3: neem het rijtje van het werkwoord IR over in je schrift
stap 4: maak opdracht 6.03 in je boek
stap 5: beantwoord de vragen op slide 14+15 
stap 6: leer 15 minuten woordjes in QUIZLET (slide 3)

Slide 10 - Slide

verbo: ir = gaan
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
voy
vas
va

vamos
vais 
van
+ a = naar
a + el = al

Slide 11 - Slide

let op!
IR + a = gaan naar
                Vamos a Madrid. - Wij gaan naar Madrid

IR + en = gaan met (gevolgd door vervoersmiddel)
                Maria va en coche a la fiesta. - Maria gaat met de auto

IR + de = verschillende betekenissen
                ir de tiendas = winkelen                       ir de fiesta = feesten 
                ir de vacaciones = op vakantie gaan 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Vervoeg op de juiste manier.
ellas (ir)

Slide 14 - Open question

vervoeg op de juiste manier:
yo (ir)

Slide 15 - Open question

Les 2 - 90 minuten - deel 2
stap 1: maak opdracht 6.03
stap 2: lees de informatie over klokkijken op slide 17 en bekijk daarna de video op slide 18
stap 3: maak nu opdracht 6.07 (t/m blz 109) in je boek
stap 4: beantwoord nu de vragen in slide 19 
stap 5: ga nu naar slide 20 en maak de online oefening

Slide 16 - Slide


Bestudeer deze uitleg .  



Bekijk daarvan de video (volgende slide)

.


  

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Schrijf de volgende 5 tijden in het Spaans :
Het is... 12:00 - ...13:15 - ...07:45 - ...09:30 -... 17:55

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Link

Les 3 (90 min) - deel 1
stap 1: controleer opdracht 6.07 (klokkijken)
stap 2: lees slide 22+ 23 door & blz 106 van je boek & bekijk video op slide 24
stap 3: maak oefening 6.06 in je boek
stap 4: beantwoord de vragen in slide 25 t/m 27 
stap 5: leer 15 minuten woordjes in Quizlet

Slide 21 - Slide

 trappen van vergelijking
STELLENDE TRAP
Juan is net zo groot als Lisa. 
VERGROTENDE TRAP
Elena is groter dan Miguel. 
OVERTREFFENDE TRAP
Alejandro is de grootste. 

Slide 22 - Slide

minder groot, groter, grootste
Groningen es  menos grande  que  Amsterdam. 

Amsterdam es  más grande  que Groningen. 

Amsterdam es  la  ciudad  más grande

link naar video met uitleg op volgende dia

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Hoe zeg je ...
Amsterdam is kleiner dan Madrid
Amsterdam es ... ...... ..... Madrid (vul 3 woorden in)

Slide 25 - Open question

Hoe zeg je...
Ik heb evenveel boeken als jij.
Tengo ..... ...... ..... tú.

Slide 26 - Open question

Hoe zeg je...
Mijn huis is het grootst.
Mi casa es .. ... .....

Slide 27 - Open question

Les 3 (90 min) - deel 2
stap 1: maak oefening 6.09. Je hebt hier een geluidsfragment voor nodig. Dit vind je op www.uitgeversgroep.nl. 
stap 2: leer de zinnen op blz 113. Schrijf ze eens in je schrift om te beginnen!
stap 3: Lees slide 29 en maak oefening 6.10 over de voorzetsels
Stap 4: beantwoord de vragen op slides 30 tm 33. 

Slide 28 - Slide

Waar iets zich bevindt
¿Dónde está el pato?
Delante de...
Detrás de...
Al lado de...
Entre
Enfrente de...
Sobre
Dentro de....
Encima de...
A la izquierda/derecha de..

Slide 29 - Slide

¿Dónde están los niños?
A
sobre el perro
B
encima del perro
C
detrás del perro
D
debajo del perro

Slide 30 - Quiz


¿Dónde está 
el libro?
A
...delante de la mesa
B
a la izquierda de la mesa
C
enfrente de la mesa
D
debajo de la mesa

Slide 31 - Quiz

Sleep de Spaanse woorden naar de juiste afbeelding
enfrente de
detrás de
encima de
debajo de
lejos de
a la derecha de
en
entre
cerca de
a la izquierda de

Slide 32 - Drag question

Les 4 (45 min)
stap 1: leer 15 minuten woordjes op Quizlet (slide 3)

stap 2: controleer de antwoorden van oef 6.06, 6.07, 6.09, 6.10

stap 3: maak oefening 6.04 + 6.05

Slide 33 - Slide

Les 5 (90 minuten)
stap 1: 20 minuten woordjes leren op Quizlet (slide 3)
stap 2: oefen met het werkwoord IR en TENER (que) op verbuga (slide 9)
stap 3: Leer de zinnen op blz 113
stap 4: maak de d-toets Unidad 6 (via de mail - zelf uitprinten)
stap 5: controleer de antwoorden
stap 5: herhaal de onderdelen waar je nog geen voldoende voor hebt gescoord)

Slide 34 - Slide

Les 6 = toets Unidad 6 
(online vanuit huis) 

vrijdag 27 maart 
tijdstip & instructies volgen

Slide 35 - Slide