oefentoets gedrag

oefentoets gedrag
Lees de vragen steeds rustig, klik eventueel te kleine afbeeldingen aan zodat je echt kunt lezen wat er staat. Het is geen wedstrijdje, probeer het gewoon zo goed mogelijk te doen. Succes!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

oefentoets gedrag
Lees de vragen steeds rustig, klik eventueel te kleine afbeeldingen aan zodat je echt kunt lezen wat er staat. Het is geen wedstrijdje, probeer het gewoon zo goed mogelijk te doen. Succes!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Bij de Kleine plevier (een vogel) komt schijnnestelgedrag voor. Dit houdt in dat een mannetje en een wijfje samen nestkuiltjes maken, waarbij ze onder andere een gedrag vertonen dat lijkt op de aflossing tijdens het broeden. In deze schijn-nestkuiltjes zijn echter nog geen eieren aanwezig. Tijdens een schijnaflossing spreidt het mannetje zijn vleugels opvallend als een parapluutje uit over het wijfje dat schijnnestelgedrag vertoont.

Bij welk gedragssysteem hoort het schijnnestelen van de Kleine plevier?
A
Broedzorggedrag
B
Fourageergedrag
C
Territoriumgedrag
D
Baltsgedrag

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Chimpansees behouden hun plaats in de rangorde van de groep meestal met dreiggedrag. Heel soms zijn er korte gevechten, maar meestal blijft agressief gedrag beperkt tot rituelen. Waarom vechten chimpansees niet vaker?
A
Chimpansees zijn te druk met het zoeken van voedsel om veel te vechten.
B
Dominante vrouwtjes bewaren de rust in de groep en voorkomen geweldsuitbarstingen.
C
Chimpansees zijn niet sterk genoeg om zware verwondingen te veroorzaken.
D
Natuurlijke selectie bevordert gedrag dat verwondingen en energieverspilling voorkomt.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen voorbeeld van sociaal gedrag?
A
vlooien bij apen
B
mens laat hond uit
C
katten vechten met elkaar
D
twee eenden baltsen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Mieren dragen dode mieren de mierenhoop uit en brengen de dode mieren naar een afvalhoop. Wanneer een levende mier wordt ingesmeerd met resten van dode mieren, dragen andere mieren dit diertje steeds weer onder verzet van het slachtoffer naar de afvalhoop tot het smeerseltje er helemaal vanaf is.
Welke van de volgende antwoorden biedt de beste verklaring voor dit gedrag?
A
Mieren kunnen alleen leren door operante conditionering
B
De mieren krijgen na verloop van tijd allemaal wat van het smeersel op hun eigen lijf
C
De mieren gaan door met dit gedrag tot er gewenning optreedt
D
Het smeerseltje is een sleutelprikkel voor een aangeboren gedragsketen

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

De koekoek is een vogel die in Nederland voorkomt. Een ‘vreemde vogel’ kun je wel zeggen. Zo heeft de koekoek een voorkeur voor harige rupsen die door bijna geen andere vogelsoort worden gegeten. Ook maakt de koekoek nooit zelf een nest, maar legt het vrouwtje de eieren in de nesten van een andere vogelsoort. Er wordt één ei per nest gelegd. Het uitbroeden en voeren van de jonge koekoek wordt aan de ‘pleegouders’ overgelaten. Als de jonge koekoek gevoerd wordt, komen de echte ouders af en toe kijken. Als het jong het nest verlaat, geven ze het vliegles, en daar houdt hun zorg mee op.

Is het leggen van een ei in het nest van een andere vogelsoort erfelijk gedrag of is het aangeleerd gedrag?
A
Erfelijk
B
Aangeleerd: conditioneren
C
Aangeleerd: imitatie
D
Aangeleerd: inprenting

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welk gedrag is aangeboren?
A
Een stekelbaars valt een houten blokje met een rode onderkant aan
B
Een vogel komt elk jaar terug naar dezelfde broedplaats
C
Een roodborstje eet een onsmakelijk insect, spuugt uit en eet die nooit meer
D
Een wolf vindt zijn prooi door een geurspoor te volgen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Aap 1 'glimlacht' naar aap 2, aap 2 gaat zich meteen flink zitten vlooien. Wat voor gedrag toont aap 2?
A
Agressief gedrag
B
Overspronggedrag
C
Verzorgingsgedrag
D
Omgericht gedrag

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Geluiden, geuren en kleuren kunnen prikkels zijn die bij dieren leiden tot bepaald gedrag.
Welke van deze prikkels kunnen een rol spelen bij het voortplantingsgedrag van dieren?
A
alleen geluiden en geuren
B
alleen geluiden en kleuren
C
alleen geuren en kleuren
D
zowel geluiden, als geuren en kleuren

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Twee soorten gedrag zijn: baltsgedrag en territoriumgedrag.

Tot welk soort gedrag behoort het kwaken van de kikkers zoals in de tekst beschreven wordt?
A
Alleen tot baltsgedrag
B
Alleen tot territoriumgedrag
C
Zowel baltsgedrag als territoriumgedrag

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Maxime en Zolikha kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.

Hoe wordt tabel 2 genoemd?
A
ethogram
B
practicum
C
protocol

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Spreeuwenjongen die pas uit het ei gekomen zijn, hebben hun ogen nog dicht. Wanneer een ouder op het nest landt, sperren ze onmiddellijk hun bek open.

Wat is de uitwendige prikkel voor dit gedrag van de spreeuwenjongen?
A
honger
B
het bewegen van het nest
C
het ruiken van de worm
D
het zien van de ouder

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Is een groot namaak-ei buiten het
nest een supranormale prikkel voor
het inrol-gedrag?

En is een normaal ei buiten het
nest een supranormale prikkel
voor het inrol-gedrag?
A
alleen een groot namaak-ei buiten het nest
B
alleen een normaal ei buiten het nest
C
zowel een groot namaak-ei als een normaal ei buiten het nest
D
Beide niet

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Heggenmusperikelen
 ‘Sometimes it’s hard to be a woman, giving all 
your love to just one man.’ Deze regel uit de song
 ‘Stand by your man’ van Tammy Wynette is uit 
het hart gegrepen van een vrouwelijke heggenmus. 
Zij heeft veel hulp nodig bij het verzorgen van haar 
jongen.Door te proberen om met twee mannetjes 
te paren, probeert ze zich te verzekeren van die hulp.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welke prikkel of factor brengt een mannetje ertoe om te helpen bij de verzorging van de jongen?
A
het aanbod van voldoende voedsel voor de jongen
B
de daadwerkelijke paring
C
een langdurige relatie met het vrouwtje
D
het zien van de opengesperde bekjes van de jongen

Slide 15 - Quiz

Een paring geeft de zekerheid dat de genen van het mannetje in de jongen terecht komen.
Hege en haar activiteiten
Hege heeft een druk leven. Naast haar school steekt ze veel tijd in schaatsen. En op zaterdag werkt ze als kassière in een supermarkt.

Hege heeft hard getraind op een snelle start voor de 500 m schaatsen. Zij heeft van haar trainer geleerd zo snel mogelijk te reageren op het startschot.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Welk type leergedrag is van toepassing op het gedrag van Hege?
A
gewenning
B
klassieke conditionering
C
inprenting
D
operante conditionering

Slide 17 - Quiz

Hege heeft een verband gelegd tussen het startschot en de startbeweging.
Hege krijgt achter de kassa een standje van haar baas. Welke reactie van haar is een voorbeeld van overspronggedrag?
A
Ze buigt terwijl ze luistert beurtelings naar voren en naar achteren.
B
Ze haalt na het standje de boodschappen met kracht langs de scanner en smijt ze op de band.
C
Ze krabt tijdens het standje aan haar oor.
D
Ze krijgt tijdens het standje rode vlekken in haar hals.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Onderzoek aan wilde honden
Afrikaanse wilde honden (Lycaon pictus) zijn sociale dieren die de grasvlakten van Oost- en Zuid-Afrika bewonen. Zij jagen gewoonlijk in groepen en kunnen daardoor prooien vangen die veel groter zijn dan zijzelf, zoals wildebeesten (Connochaetes taurinus). Als ze op jacht zijn, benaderen zij een kudde grazende dieren, kiezen hun slachtoffer en putten hem uit, meer gebruik makend van hun uithoudingsvermogen dan van hun snelheid. Fanshawe en Fitzgibbon observeerden gedurende twee jaar de hondenjacht in het Serengeti National Park in Tanzania. Zij bestudeerden een van de jachtgroepen in dit gebied.

De meeste jachtactiviteiten vonden plaats bij zonsopgang en zonsondergang. In totaal zagen zij ruim 200 achtervolgingen van Thomson's gazelles (Gazella thomsoni) en 100 van het wildebeest

In het staafdiagram (zo bij de vraag) is het effect van de leeftijd van het prooidier op het jachtsucces van troepen wilde honden te zien. De getallen boven de staven geven het aantal jachtpartijen aan.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat is volgens de gegevens in de afbeelding hiernaast de meest gegeten prooi van de wilde honden?
A
kalfjes van de Thomson’s gazelle
B
kalfjes van het wildebeest
C
volwassen Thomson’s gazellen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Gedrag in sprookjes
In veel sprookjes spelen dieren een belangrijke rol.
In het sprookje ‘Den grimme ælling’ (Het lelijke jonge eendje) van Hans Christian Andersen broedt een eend een zwanenei uit in haar nest. Het zwaantje ontwikkelt zich na een moeilijke tijd als jong eendje uiteindelijk uiterlijk en gedragsmatig tot een zwaan.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Leg uit dat Andersen hier een
ethologische fout heeft gemaakt
in zijn sprookje.
In veel sprookjes spelen dieren een belangrijke rol.
In het sprookje ‘Den grimme ælling’ (Het lelijke jonge eendje) van Hans Christian Andersen broedt een eend een zwanenei uit in haar nest. Het zwaantje ontwikkelt zich na een moeilijke tijd als jong eendje uiteindelijk uiterlijk en gedragsmatig tot een zwaan

Slide 22 - Open question

This item has no instructions