5.2 BINAS 90A

Leerdoel 5.2 deel 2
- Je kunt vragen beantwoorden over de theorie van 5.2
- Je begrijpt de BINAS pagina 68A en 90A
- Je kunt de energiebronnen van een spier bij lichte training beschrijven
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Leerdoel 5.2 deel 2
- Je kunt vragen beantwoorden over de theorie van 5.2
- Je begrijpt de BINAS pagina 68A en 90A
- Je kunt de energiebronnen van een spier bij lichte training beschrijven

Slide 1 - Slide

Welke in de spieren gevormde stof leidt tot het vermoeide gevoel dat in die spieren optreedt?

Slide 2 - Open question

Vinden in de gistcellen in rijzend deeg alleen assimilatieprocessen, alleen dissimilatieprocessen of beide typen processen plaats?
A
alleen assimilatieprocessen
B
alleen dissimilatieprocessen
C
beide typen processen

Slide 3 - Quiz

Mest geeft ammonium-ionen in de bodem en die worden omgezet in nitraat. Voor planten met bladgroen
is nitraat een belangrijke stof.
Voor de productie van welke stoffen vooral is nitraat een belangrijke grondstof?
A
voor de productie van eiwitten
B
voor de productie van koolhydraten
C
voor de productie van vetten

Slide 4 - Quiz

In spieren van de mens vinden onder andere de volgende stofwisselingsprocessen plaats:

1 opbouw van eiwitten uit aminozuren,
2 vorming van melkzuur uit glucose,
3 vorming van glycogeen uit glucose,
4 vorming van CO2 en H2O uit glucose en O2.

Bij welk of bij welke van deze processen komt energie vrij die kan worden gebruikt voor het samentrekken van de spieren?
A
alleen proces 3
B
alleen proces 4
C
proces 1 en 3
D
proces 2 en 4

Slide 5 - Quiz

Enkele bestanddelen van het voedsel van de mens zijn:
eiwitten, koolhydraten en vetten.

Welke van deze voedselbestanddelen kunnen stoffen leveren die zowel bij de assimilatie als bij de dissimilatie in cellen worden gebruikt?
A
alleen koolhydraten
B
koolhydraten en vetten
C
eiwitten en vetten
D
koolhydraten, eiwitten en vetten

Slide 6 - Quiz

Tijdens de aanloop en hinkstapsprong vindt
in de beenspieren van een atleet
anaërobe dissimilatie plaats. Welke stof of stoffen komen in de spieren vrij bij dat proces?
A
alleen melkzuur
B
alleen koolstofdioxide en water
C
koolstofdioxide en melkzuur
D
koolstofdioxide, water en melkzuur

Slide 7 - Quiz

De winterslaap dient voornamelijk om energie te besparen. Met het schaarse
voedsel dat in de winter beschikbaar is, kunnen egels, vleermuizen en andere
kleine, warmbloedige dieren hun temperatuur niet op peil houden. Ook
zogenoemd koudbloedige dieren zoals kikkers en adders besparen energie, zij
graven zich in en zetten hun stofwisseling op een zeer laag pitje. Sommige
kunnen, dankzij de inzet van lichaamseigen antivries, hun temperatuur tot onder
het nulpunt laten dalen. 

De strategieën van diverse ‘winterslapers’ verschillen sterk. Egels bijvoorbeeld
eten hun buikje rond in het najaar en beginnen na twee dagen vasten aan hun
winterslaap. De aangelegde vetvoorraad levert hen genoeg energie tot het
voorjaar, wanneer ze slank en gezond ontwaken.
Vet is voor een winterslaper als de egel voordelig omdat vet isolerend werkt. 

Slide 8 - Slide

Voor de egel is de opslag van het voedsel in de vorm van vet
efficiënter dan in de vorm van koolhydraten.
Leg dit uit.

Slide 9 - Open question

Energie kan worden opgeslagen in de vorm van een koolhydraat. In de vorm van welk koolhydraat wordt energie in het lichaam van de mens uiteindelijk opgeslagen?
A
zetmeel
B
cellulose
C
glycogeen
D
insuline

Slide 10 - Quiz

BINAS 68A

Slide 11 - Slide

De energiesystemen en hun energiebronnen

Het lichaam kan gebruik maken van de volgende energiesystemen:
  • Vrij ATP
  • Creatinefosfaat (CP)
  • Anaërobe dissimilatie van glucose (glycolyse)
  • Aërobe verbranding van glucose
  • Aërobe verbranding van vet

Slide 12 - Slide

BINAS 90A
Vrij ATP

2-4 sec

Opslag is niet mogelijk = zwaar molecuul

Steeds omzetting vanuit ADP

Slide 13 - Slide

BINAS 90A
CP

10-25  sec

CP levert fosfaatmolecuul aan ADP, zodat weer ATP ontstaat

Opslag CP in spieren
100m + 200m
sprint

Slide 14 - Slide

BINAS 90A
Anaërobe dissimilatie van glucose

25-70  sec

In cytoplasma

Levert 2 ATP

Levert melkzuur
100m hardlopen + 1500m schaatsen

Slide 15 - Slide

BINAS 90A
Aërobe dissimilatie van glucose

65- ........  sec

In mitochondria

Levert 38 ATP

Langzaam proces

Voorraad glucose = glycogeen in lever en spieren
Ongetrainde mensen hebben 500g voorraad glycogeen. Getrainde mensen wel 1kg! Daar kan dan 45-60 min zware inspanning mee geleverd worden.
tijdrit wielrennen + marathon

Slide 16 - Slide

Aërobe dissimilatie van vet (staat niet in 90A)

Vet levert veel energie (129 ATP!!) en is altijd aanwezig in het lichaam.

Kost heel veel zuurstof!!

Vetverbranding bij inspanningen van lage intensiteit.


Slide 17 - Slide