variatie in genotype

welkom
Ga rustig zitten
en pak je spullen er bij
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

welkom
Ga rustig zitten
en pak je spullen er bij

Slide 1 - Slide

lesdoel
1. je kunt benoemen dat elke van de ouders 50% van de chromosomen levert.
2. Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

Slide 2 - Slide

wat gaan we doen?
herhaling/ nieuwe theorie
aan de slag
uitleg
huiswerk
lessonup vragen

Slide 3 - Slide

chromosomen
menselijke cel 46 chromosomen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

hoeveel chromosomen heeft een normale cel?
hoeveel chromosomen heeft een voorplantingscel?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

aan de slag
opdracht 5 t/m 9
klaar?
lees blz 93
timer
6:00

Slide 9 - Slide

haarvormen

Slide 10 - Slide

verandering in genotype
 mutaties: een beschadiging in het DNA.
mutant bijvoorbeeld albino
mutagene invloeden

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

aan de slag
5 t/m 9 blz 93
(vorige paragraaf)

opdracht 1 t/m 4
blz 99
timer
5:00

Slide 14 - Slide

Wat zijn mutagene stoffen?
A
Natuurlijke stoffen in voeding
B
Stoffen die het metabolisme kunnen beïnvloeden
C
Stoffen die het RNA kunnen veranderen
D
Stoffen die het DNA kunnen veranderen

Slide 15 - Quiz

Welke stoffen kunnen mutagene effecten hebben?
A
Water, zuurstof, stikstof
B
straling, rook, asbest
C
Vitamines, mineralen, aminozuren
D
Koolhydraten, eiwitten, vetten

Slide 16 - Quiz

Wat is een mutatie?
A
Een virusinfectie
B
Een ziekte
C
Een verandering in het DNA
D
Een genetische afwijking

Slide 17 - Quiz

Wat is een mutant?
A
Een mens met superkrachten
B
Een organisme met een verandering in het DNA
C
Een fictief personage
D
Een buitenaards wezen

Slide 18 - Quiz

Wat kan het gevolg zijn van een mutatie?
A
Een verandering in de weersomstandigheden
B
Een verandering in eigenschappen van een organisme
C
Een verbetering in gezondheid
D
Een vermindering van intelligentie

Slide 19 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een genotype?
A
De set van alle genen in een organisme.
B
De positie van een organisme in de voedselketen.
C
Het aantal nakomelingen van een organisme.
D
Haarkleur, oogkleur of lengte.

Slide 20 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een fenotype?
A
Haarkleur, oogkleur of lengte.
B
De positie van een organisme in de voedselketen.
C
De set van alle genen in een organisme.
D
Het aantal nakomelingen van een organisme.

Slide 21 - Quiz

Hoe worden genotype en fenotype beïnvloed?
A
Genotype en fenotype worden willekeurig beïnvloed.
B
Genotype en fenotype worden alleen beïnvloed door omgevingsfactoren.
C
Genotype wordt beïnvloed door erfelijkheid en fenotype wordt beïnvloed door erfelijkheid en omgevingsfactoren.
D
Genotype en fenotype worden alleen beïnvloed door voeding.

Slide 22 - Quiz

Kunnen genotype en fenotype hetzelfde zijn?
A
Ja, genotype en fenotype zijn altijd hetzelfde.
B
Het hangt af van het organisme.
C
Nee, genotype en fenotype zijn niet hetzelfde.
D
Het hangt af van de omgeving.

Slide 23 - Quiz

Wat is het verschil tussen genotype en fenotype?
A
Genotype en fenotype hebben geen enkele relatie.
B
Genotype en fenotype zijn hetzelfde.
C
Genotype is het uiterlijk en gedrag van een organisme en fenotype is de set van alle genen.
D
Genotype is de set van alle genen en fenotype is het uiterlijk en gedrag van een organisme.

Slide 24 - Quiz