This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
LET OP! Er zijn 12 vragen in totaal.
Bij drie vragen moet je
je antwoord uitleggen.
Toets
Industrialisatie
Revolutie
Slide 1 - Slide
Feit: de gemiddelde leeftijd van fabrieksarbeiders in de 19e eeuw was erg laag. Geef twee redenen die dit feit kunnen verklaren (max. lengte van je antwoord = drie zinnen).
Slide 2 - Open question
Stelling: De industriële revolutie kan worden gezien als een van de oorzaken van het modern imperialisme. Leg uit wat er met deze stelling wordt bedoeld.
(TIP: Controleer de vraag/ de stelling op ‘nog niet toegelichte’ begrippen: noem deze begrippen en leg uit wat ze betekenen - en probeer daarna de vraag te beantwoorden).
Slide 3 - Open question
Na de Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen was Europa toe aan een periode van vrede en rust. Gedurende tien maanden bespraken de Europese leiders de toekomst van Europa tijdens het Congres van Wenen. Twee belangrijke besluiten werden genomen op het Congres van Wenen. Per besluit (max. 2 punten per besluit): - Noem/ beschrijf het besluit; - Leg uit op welke manier deze beslissing zou helpen om vrede en rust te bereiken in Europa; - EN geef één concreet, praktisch voorbeeld van de uitvoering van dit besluit.
Slide 4 - Open question
Zijn de stellingen juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Over het algemeen groeit de bevolking sneller in een
industriële samenleving dan in een landbouwstedelijke samenleving.
.
In de fabrieken was er meer werk voor geschoolde dan voor ongeschoolde arbeiders.
Ongelukken in fabrieken kwamen weinig voor.
Fabriekseigenaren stonden in de samenleving onder aan de sociale ladder.
De textielindustrie bloeide (= was erg succesvol) tijdens de industriële revolutie in Engeland.
Slide 5 - Drag question
Maak de juiste combinaties.
Huisnijverheid
Fabriekswerk
De meest gebruikte energiebron is spierkracht
Voornamelijk te vinden in stedelijke gebieden.
Vind plaats bij mensen thuis
Gebruik van stoomkracht
Massaproductie
Creëerde heel veel banen
Slide 6 - Drag question
Maak de juiste combinaties.
Laagste sociale klasse
Middenklasse
Hoogste sociale klasse
Fabrieksarbeiders
Woonden in de buitenwijken van de stad
Winkeliers
Grondbezitters
Kinderverwaarlozing kwam het meeste
voor in deze sociale laag
Fabrikanten
Slide 7 - Drag question
Zet de gebeurtenissen in correcte chronologische volgorde .
(1 = vond als eerste plaats | 6 = vond als laatste plaats)
1
2
3
4
5
6
Congres van Wenen
Conferentie van Berlijn
Afrikaanse volken kwamen in aanraking met moderne communicatie- en vervoermiddelen.
De eerste fabrieken die op stoomkracht werkten, worden in Engeland gebouwd.
Duitse eenwording
(Duitsland werd één land)
Napoleon wordt definitief verslagen in de Slag bij Waterloo.
Slide 8 - Drag question
Welk Europees land zag de verovering van een koloniaal wereldrijk als een manier om verloren respect terug te verdienen?
A
Engeland
B
Duitsland
C
Spanje
D
Frankrijk
Slide 9 - Quiz
Europeaanse kolonisten probeerden de inheemse Afrikaanse volkeren de westerse denkwijze en cultuur op te leggen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
De Belgische Opstand was een nationalistische opstand.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Welk begrip past het beste bij deze definitie: Alle wegen, spoorwegen, waterwegen en andere (transport) verbindingen in een gebied.
Slide 12 - Open question
Welk begrip past het beste bij deze definitie: Steeds meer mensen verhuizen van het platteland naar de steden.
Slide 13 - Open question
Waardoor kwam er meer landbouwgrond in Engeland in de 18e eeuw?
A
Doordat boeren zelf hun gemeenschappelijke gronden opgaven.
B
Door de overwinning van nieuwe landen.
C
Door de uitvinding van de zaaimachine (1701).
D
Door enclosures.
Slide 14 - Quiz
Wat is GEEN oorzaak van de Industriële revolutie?
A
enclosures
B
transportrevolutie
C
industrieel kapitalisme
D
huisnijverheid
Slide 15 - Quiz
Wat betekenen 'Enclosures'?
A
Het bouwen van kastelen
B
Het omheinen van gemeenschappelijk landbouwgrond
C
Het omheinen van steden
Slide 16 - Quiz
Juist of onjuist: Dankzij de enclosures ontstonden gemeenschappelijke gronden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
Wat is geen gevolg van de toepassing van de stoommachine in de textielindustrie?
A
Ontstaan arbeidersklasse
B
Ontstaan fabrieken
C
Arbeiders komen naar fabriek toe
D
Enclosures
Slide 18 - Quiz
Maak de juiste combinaties
Boeren verdienen bij met spinnen en weven
Fabrieksarbeid is belangrijker dan landbouw
Goedkope grondstoffen
Met machines veel dezelfde producten maken
Vereniging van ambachtslieden in een stad
Gilde
Huisnijverheid
Industriële samenleving
Koloniën
Massaproductie
Slide 19 - Drag question
Oorzaak industrialisatie
Gevolg industrialisatie
De landbouw kon efficiënter produceren
Uitvinders probeerden betere machines te ontwikkelen.
De vraag naar kleding steeg.
Slide 20 - Drag question
Transportrevolutie
Industrialisatie
Mechanisatie
Dienstensector
Het vervangen van handarbeid door machines
Deel van de economie dat buiten de industrie en landbouw valt
De explosieve groei en verbetering van vervoer
De uitbreiding van fabrieken en de komst van nieuwe fabrieken
Slide 21 - Drag question
Sleep de gebeurtenissen zodat ze op de juiste volgorde staan
Veel boeren worden werkloos.
Bevolkingsgroei door betere landbouw
Productie vooral door huisnijverheid
Nijverheid verplaatst naar fabrieken
Uitvinding machines versnelt productie
Slide 22 - Drag question
Wat is een transportrevolutie?
A
Transport wordt belangrijker dan politiek.
B
Transport wordt een burgerrecht.
C
Transport wordt trager.
D
Transport maakt een enorm snelle groei. (makkelijker en sneller)
Slide 23 - Quiz
Door de transportrevolutie ontstaat een
A
wereldeconomie
B
verbetering van auto's
C
netwerk van vliegvelden
D
lokale economie
Slide 24 - Quiz
Wat was GEEN oorzaak van de agrarische revolutie?
A
Bevolkingsgroei
B
Werkloosheid op het platteland
C
Stijging van de arbeidsproductiviteit
D
Te weinig arbeiders voor de fabrieken
Slide 25 - Quiz
Wat hoort er NIET bij de agrarische revolutie?
A
Er kwam meer landbouwgrond beschikbaar
B
Uitvinding van kunstmest
C
Een ingewikkelder vruchtwisselstelsel
D
De kindersterfte nam af
Slide 26 - Quiz
agrarische revolutie
A
3500 v.C.
B
8000 v.C.
C
800 v.C.
D
1750
Slide 27 - Quiz
Wat is de agrarische revolutie?
A
De overgang van jagen naar boeren
B
De overgang van verzamelen naar jagen
C
De overgang van boeren naar steden
D
De overgang van boeren naar verzamelen
Slide 28 - Quiz
Wat is de sociale kwestie?
A
Het probleem dat arbeiders niet mochten stemmen.
B
Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders.
C
Het probleem dat er kinderen moesten werken.
D
Het probleem dat mensen niet sociaal deden tegen elkaar.
Slide 29 - Quiz
Wat is de sociale kwestie?
A
De armoede onder boeren in de 19e eeuw.
B
De wet kinderarbeid te verbieden.
C
De slechte levensomstandigheden van de arbeiders en het besef dat hier een oplossing voor moest komen
D
Wetten waarmee het leven van rijke mensen in de 19e eeuw beter zou moeten worden.
Slide 30 - Quiz
De bourgeoisie hoorde bij de
A
tweede stand
B
derde stand
C
eerste stand
D
het bestuur van de koning
Slide 31 - Quiz
Wat is 'bourgeoisie'?
A
Groep rijke boeren.
B
De arbeidersklasse
C
Ondernemers.
D
Groep van rijkere burgers.
Slide 32 - Quiz
De bourgeoisie zou steeds ...1 ... worden Het proletariaat zou steeds ...2... worden
A
1. rijker
2. rijker
B
1. armer
2. rijker
C
1. armer
2. armer
D
1. rijker
2. armer
Slide 33 - Quiz
Arme Romeinen behoorden tot het proletariaat. Wat was hun enige bezit?
A
Huis
B
Werk
C
Kinderen
D
Kleding
Slide 34 - Quiz
Proletariaat is een ander woord voor...
A
Rijke fabrieksbezitters
B
Arme arbeiders
Slide 35 - Quiz
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Plaats de fasen van het communisme op de juiste plek
Proletarische dictatuur
communistische heilstaat
Revolutie
Verelendung (Situatie wordt steeds erger voor arbeiders)
Slide 36 - Drag question
Heilstaat
concentratie en cummulatie
dictatuur van het proletariaat
Verelendung
Revolutie
1
Slide 37 - Drag question
Liberalisme
Socialisme
Communisme
Sociaaldemocraten
Heilstaat zonder macht en bezit
Karl Marx en Friedrich Engels
Betere lonen
Betere leefomstandig-heden
Algemeen kiesrecht
Nachtwakersstaat
(= overheid grijpt alleen in als het echt nodig is)
Klassenstrijd
Veranderingen via parlement
Vrije markteconomie
Gelijke rechten
Revolutie
Slide 38 - Drag question
1
2
3
4
5
Heilstaat
Concentratie en cumulatie
Verelendung
Revolutie
Dictatuur van het proletariaat
Slide 39 - Drag question
Karl Marx was een...
A
Arbeider
B
Proletariaat
C
Keizer
D
Filosoof
Slide 40 - Quiz
Hieronder staan vier begrippen. Welk begrip past niet in het rijtje?
Senatoren - welvarend - latifundia - proletariaat
A
Senatoren
B
welvarend
C
latifundia
D
proletariaat
Slide 41 - Quiz
Karl Marx was een...
A
Arbeider
B
Proletariaat
C
Keizer
D
Filosoof
Slide 42 - Quiz
Hoe noemen we mensen die niks bezitten alleen kinderen?
A
Slaaf
B
Proletariaat
C
Gladiator
D
Soldaat
Slide 43 - Quiz
Voor welke bevolkingsgroep komt de socialist voornamelijk op?
A
Het proletariaat
B
De bourgeoisie
Slide 44 - Quiz
Communisten willen via een revolutie de proletariaat verslaan om een klasseloze samenleving te creëren