Year 4 lesson 9

Welcome!
Have a seat, get your books, your pencil case.
Start doing this exercise:
Write down the translations of these words in your notebook.


Vertaal naar het Nederlands:
invade, addition, set the tone, turn out, modify, attached to, sustainable

Vertaal naar het Engels:
samenwerken, nietsvermoedend, opluchting,
driehoekig, schroef, vakmanschap, verheugd
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welcome!
Have a seat, get your books, your pencil case.
Start doing this exercise:
Write down the translations of these words in your notebook.


Vertaal naar het Nederlands:
invade, addition, set the tone, turn out, modify, attached to, sustainable

Vertaal naar het Engels:
samenwerken, nietsvermoedend, opluchting,
driehoekig, schroef, vakmanschap, verheugd

Slide 1 - Slide

Planning

Grammar 
Work to do
Round up

Slide 2 - Slide

Grammar 
Get your notebook.

Slide 3 - Slide

Uitleg

Bij een ontkenning zeg je dat iets niet zo is.
– Je gebruikt in het Engels dan meestal het woordje not.

Slide 4 - Slide

Ontkenningen: (to) be


Uitleg
Als je een ontkenning maakt met een vorm van (to) be (dus am, is, are, was of were), hoef je er eigenlijk alleen maar not achter te zetten, net zoals je in het Nederlands doet.


Je mag ook korte vormen gebruiken.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Ontkenningen: (to) have got

Uitleg
Het werkwoord have got betekent hebben.


– I have got the keys = Ik heb de sleutels
– She has got a car = Zij heeft een auto



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

I go home after my classes
A
bij de ontkenning gebruik je : don't
B
bij de ontkenning gebruik je : doesn't

Slide 11 - Quiz

My parents fly back home this morning
A
bij de ontkenning gebruik je : don't
B
bij de ontkenning gebruik je : doesn't

Slide 12 - Quiz

Peter really likes pizza and fries
A
bij de ontkenning gebruik je : don't
B
bij de ontkenning gebruik je : doesn't

Slide 13 - Quiz

Mary eats fruit for lunch
A
bij de ontkenning gebruik je : don't
B
bij de ontkenning gebruik je : doesn't

Slide 14 - Quiz

My brother and sister live at home
de ontkenning maak je met::
A
don't
B
doesn't
C
didn't

Slide 15 - Quiz

They laugh a lot
de ontkenning maak je met: :
A
don't
B
doesn't
C
didn't

Slide 16 - Quiz

Kendra bought a new skirt
de ontkenning maak je met::
A
don't
B
doesn't
C
didn't

Slide 17 - Quiz

Peter loved his new neighbours

A
Peter didn't love
B
Peter doesn't loved
C
Peter didn't loved
D
Peter doesn't love

Slide 18 - Quiz

We have got ice cream.
A
We haven't got
B
We don't have
C
We have do not got

Slide 19 - Quiz

They laughed a lot

A
They don't laughed
B
They didn't laugh
C
They didn't laughed
D
They don't laugh

Slide 20 - Quiz

How did it go?
Mark yourself between 0 to 10
010

Slide 21 - Poll

Work to do:
Get your workbook and textbook. 
Open your wb page 11
Do exercises: 8, 20,21 & 24
Not finished?
Homework for Monday 27 Septemteber
timer
20:00

Slide 22 - Slide

Round up

Slide 23 - Slide