At the end of this lesson you know what negations are and how to use them in the correct way.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMBO
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Negations (Ontkenningen)
At the end of this lesson you know what negations are and how to use them in the correct way.
Slide 1 - Slide
Uitleg
Bij een ontkenning zeg je dat iets niet zo is.
– Je gebruikt in het Engels dan meestal het woordje not.
Slide 2 - Slide
Ontkenningen: (to) be
Uitleg
Als je een ontkenning maakt met een vorm van (to) be(dus am, is, are, was of were), hoef je er eigenlijk alleen maar not achter te zetten, net zoals je in het Nederlands doet.
Je mag ook korte vormen gebruiken.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Ontkenningen: (to) have got
Uitleg Het werkwoord have got betekent hebben.
– I have got the keys = Ik heb de sleutels
– She has got a car = Zij heeft een auto
Slide 8 - Slide
Als je wilt zeggen dat iemand iets niet heeft, zet je not tussen have en got.
– I havenot got the keys = Ik heb de sleutels niet
– She hasnot got a car = Zij heeft geen auto
Je mag not ook op deze manier afkorten: – I haven’t got the keys
– She hasn’t got a car
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
I go home after my classes
A
bij de ontkenning gebruik je : don't
B
bij de ontkenning gebruik je : doesn't
Slide 13 - Quiz
My parents fly back home this morning
A
bij de ontkenning gebruik je : don't
B
bij de ontkenning gebruik je : doesn't
Slide 14 - Quiz
Peter really likes pizza and fries
A
bij de ontkenning gebruik je : don't
B
bij de ontkenning gebruik je : doesn't
Slide 15 - Quiz
Mary eats fruit for lunch
A
bij de ontkenning gebruik je : don't
B
bij de ontkenning gebruik je : doesn't
Slide 16 - Quiz
My brother and sister live at home de ontkenning maak je met::
A
don't
B
doesn't
C
didn't
Slide 17 - Quiz
They laugh a lot de ontkenning maak je met: :
A
don't
B
doesn't
C
didn't
Slide 18 - Quiz
Peter loves his new neighbours de ontkenning maak je met:
A
don't
B
doesn't
C
didn't
Slide 19 - Quiz
Kendra bought a new skirt de ontkenning maak je met::
A
don't
B
doesn't
C
didn't
Slide 20 - Quiz
Peter loved his new neighbours
A
Peter didn't love
B
Peter doesn't loved
C
Peter didn't loved
D
Peter doesn't love
Slide 21 - Quiz
We have got ice cream.
A
We haven't got
B
We don't have
C
We have do not got
Slide 22 - Quiz
They laughed a lot
A
They don't laughed
B
They didn't laugh
C
They didn't laughed
D
They don't laugh
Slide 23 - Quiz
They ....... ......... the right furniture at the shop.