This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Herhalen hoofdstuk Jongeren
Slide 1 - Slide
Aangeboren/aangeleerd
Aangeboren eigenschappen (nature) : eigenschappen die erfelijk zijn
Aangeleerde eigenschappen (nurture): normen, waarden en gewoonten die je overneemt van je ouders, vrienden je omgeving
Slide 2 - Slide
de (orginele) kleur van je haar is:
A
aangeboren
B
aangeleerd
Slide 3 - Quiz
lopen is:
A
aangeboren
B
aangeleerd
Slide 4 - Quiz
Als je makkelijk een taal leert is dit:
A
aangeboren
B
aangeleerd
Slide 5 - Quiz
De taal die je spreekt is:
A
aangeboren
B
aangeleerd
Slide 6 - Quiz
Hoe leren we
Belonen en straffen
Imitatie
Informatie
Sociale controle: Als andere in je omgeving op je letten en je aansporen/dwingen om je aan de regels van de groep te houden.
Slide 7 - Slide
Bij sociale controle:
A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
gaat het vooral om het afleren van aangeboren eigenschappen.
Slide 8 - Quiz
Een ander woord voor beloning en straf is …
Welk woord is weggelaten?
A
aangeleerd
B
eigenschap
C
sanctie
D
imitatie
Slide 9 - Quiz
Cultuur
Als een groep mensen dezelfde waarden, normen en gewoonten heeft, noemen we dit een cultuur.
De dominante cultuur is de cultuur die het meest voor komt in een land.
Slide 10 - Slide
Wat bedoelen we met de dominante cultuur?
A
De cultuur van volwassenen
B
De cultuur van een kleine groep mensen
C
De cultuur van een heel land
D
De cultuur van jongeren
Slide 11 - Quiz
Met subcultuur bedoelen we dat die cultuur
A
anders is dan de dominante cultuur.
B
hoort bij de grootste groep in de samenleving.
C
nog maar kort bestaat.
D
verboden is.
Slide 12 - Quiz
In Nederland heb je 1 dominante cultuur
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Schaatsen in de winter
A
Dominante cultuur
B
Subcultuur
Slide 14 - Quiz
Dit is een voorbeeld van
A
Een subcultuur
B
De Nederlandse dominante cultuur
C
Een jongerencultuur
Slide 15 - Quiz
Carnaval vieren hoort bij de/een Nederlandse ...
A
Cultuur
B
Dominante cultuur
C
Subcultuur
Slide 16 - Quiz
Op de fiets naar school gaan hoort bij de/een Nederlandse ...
A
Cultuur
B
Dominante cultuur
C
Subcultuur
Slide 17 - Quiz
Een jongeren cultuur herken je vooral aan...
A
Het beroep van de ouders
B
De bijbaantjes van jongeren
C
De kleding en muziek keuze
Slide 18 - Quiz
Wat is het beste voorbeeld van een generatieconflict?
A
Daan en Bas zijn broers, maar ze hebben heel vaak ruzie over wat goede muziek is
B
Rory zegt tegen zijn buurjongen Samir dat hij het belachelijk vindt dat hij elke dag naar de moskee gaat.
C
Bart heeft ruzie met zijn moeder omdat zij vindt dat hij te veel tijd besteedt aan computerspelletjes.
D
Klasgenoten Meral en Silas sturen elkaar haatmails.
Slide 19 - Quiz
Bij sociale controle:
A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
leer je aangeboren eigenschappen af.
Slide 20 - Quiz
Als normen en waarden een vanzelfsprekend gedeelte van je gedrag zijn geworden, is er sprake van imitatie.
A
Dit is waar.
B
Dit is niet waar
Slide 21 - Quiz
Je komt mensen tegen die die nieuwe Netflix-serie ook zo leuk vinden, net als jij. Er ontstaat een groepsgevoel op basis van:
A
plaats
B
belangen
C
interesses
D
jongerencultuur
Slide 22 - Quiz
Het accepteren van elkaars waarden en normen heeft te maken met tolerantie.
A
Dit is waar.
B
Dit is niet waar.
Slide 23 - Quiz
Identificatie:
A
zie je alleen bij jonge mensen die willen voldoen aan de groepsdruk.
B
is het imiteren van iemand waar je tegen opkijkt.
C
betekent dat je kenmerken van jezelf in een ander herkent.
D
ontstaat als mensen botsen met de normen van hun groep.
Slide 24 - Quiz
Welke zinnen zijn juist? 1. Toename van het wij-gevoel leidt tot een grotere sociale cohesie. 2. Sociale cohesie is gebaseerd op economische bindingen.