Week 3 periode 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Agenda

1. Startvraag vakantie 
2. Wie heeft nog geen boek? 
3. Deze week
4. Quiz literaire begrippen en lezen

Waar let je op bij nauwkeurig formuleren?

Formuleer nauwkeurig, in ongeveer twee zinnen, hoe je vakantie was

Boek kiezen

https://www.lezenvoordelijst.nl/docenten-15-18/ (niveau 3 of hoger)

https://ikvindlezenleuk.nl/

https://www.ikvindlezennietleuk.nl/

Troublespeech

Deze week

Verder met het stappenplan en oefenen teksten

Studiewijzer en uitleg Troublespeech in onze klassenTeams

De rest van de les...

Je maakt de quizvragen in deze LessonUp individueel. Heb je vragen? Hand omhoog!

Als je klaar bent met de vragen, ga je lezen in je leesboek of werken aan je troublespeech (uitschrijven). Succes :) 

Hoe noem je het als er iets spannends gebeurt en het verhaal springt terug in de tijd naar een andere ruimte en andere plaats ?

1. flashback
2. flash forward
3. cliffhanger
4. chronologisch

Waar bestaat de setting van een verhaal NIET uit?

1. ruimte
2. vertelde tijd
3. historische tijd

Welke wisselingen vinden plaats in dit verhaal?

Dolf uit Amstelveen zal door een materie-transmitter teruggeflitst worden naar de middeleeuwen om daar één middag een kijkje te nemen. Maar door een foute berekening komt hij in het jaar 1212 terecht in een Kinderkruistocht die net uit Keulen is vertrokken.

1. wisseling van perspectief en sfeer
2. wisseling van ruimte
3. wisseling van tijd
4. wisseling van tijd en ruimte

Als men spreekt over plot, dan gaat het over .....

1. tijd
2. ruimte
3. gebeurtenissen
4. moraal

Op welke manier/manieren kan je laten zien wanneer een verhaal zich afspeelt?

Als de schrijver stukken tijd samenvat in een aantal woorden dan heet dit ...

1. tijdverdichting
2. verteltijd
3. vertelde tijd
4. tijdsprong

Leg de volgende vier begrippen over ruimte kort uit: geografische ruimte, sfeerscheppende ruimte, sociale ruimte, symbolische ruimte

Wat is het verschil tussen vertelde tijd en verteltijd?

Pen/papier + KERN op tafel

1. Afmaken stappenplan
2. Vervolgens startvraag en tekst 2 in groepjes
3. Morgen

Opdracht - vragen inhoud

1. Neem in tweetallen blz. 214 t/m 217 door. Het hoofdstuk is opgedeeld in zes onderwerpen (dikgedrukt). 

2. Maak voor al deze 6 onderwerpen een soort stappenplan: wat moet je doen om vragen over dit onderwerp te beantwoorden? Wat is handig om te weten? Noteer voorbeelden.

Maak gebruik van de tekst, maar ook van je eigen kennis. 

De beste drie komen in LessonUp ter inspiratie en hulp.

Woordentrein

De docent roept een woord en kiest een leerling uit. Deze leerling moet 30 seconden lang praten over dit woord. 

Tip: maak verbinding met het vorige woord. Bijvoorbeeld: de leerling voor jou moest praten over pindakaas en jouw woord is mes. Je kunt dan beginnen door te zeggen "Pindakaas kun je smeren met een mes"

Hulp?

Buur

LessonUp

Stappenplan

Docent

Klaar?

Lees alvast de informatie op blz. 222/223. Start alvast met een stappenplan voor dit hoofdstuk (vragen vorm)

Opdracht

Lees de rest van de tekst op blz. 218/219. Per groepje van 4 krijg je te horen welke vraag je gaat maken. Check bij mij of het antwoord goed is en ik laat je weten wat de volgende vraag van je groep wordt.

Tip: gebruik je stappenplan

Morgen

Afmaken en bespreken tekst 2 

Pen + papier + KERN op tafel

Wie gaat er herkansen?

1. Startvraag
   
2. Verder met tekst 2
   
3. Volgende week 

Woordentrein

Ik kies drie leerlingen en die kiezen drie woorden die passen bij elkaar en te maken hebben met de les van gisteren. Vervolgens moeten drie leerlingen 30 seconden lang praten per woord.

Hulp?

Buur

LessonUp

Docent

Klaar?

Lees alvast de informatie op blz. 222/223. Start alvast met een stappenplan voor dit hoofdstuk (vragen vorm)

Opdracht

Lees de tekst op blz. 218/219. Maak de vragen die je nog niet hebt gemaakt in de vorige les. 

Gebruik je stappenplan

Volgende week

Literaire begrippen: karakter & perspectief

Oefenen met presenteren (troublespeech)

Oefenen examentekst