3mc na vak

timer
2:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

timer
2:00

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 

Je begrijpt een eenvoudige tekst over het thema gezondheid.


.

Slide 2 - Slide

Lesen üben 
Lies den Text
Benutze ein Wörterbuch 
Mache eine Wörterliste  min 10 Wörter D-N
beantworte die Fragen 1+2
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Maak een mindmap Gesundheit Aufgabe 3
in 2tal 
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat hebben we voor de vakantie geleerd?
iets met:
voorzetsels
naamvallen
persoonlijke voornaamwoorden
overleg met elkaar en kijk wat jullie nog weten.  
2 minuten 
timer
2:00

Slide 6 - Slide

Anmelden in Lessonup

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

HET GAAT OM DE VOLGENDE VOORZETSELS:

DURCH = door       Durch ihn (hem) bin ich so geworden      
FÜR       = voor       Für mich (mij) macht sie alles 
OHNE    =  zonder  Ohne sie (haar) kann ich nicht leben
UM         =  om        Um dich (jou)  mache ich mich Sorgen 
GEGEN  =  tegen    Gegen dich (jou) gewinne ich




Tekst

Slide 9 - Slide

DE VOORZETSELS VAN DE 3E NAAMVAL:
aus      uit             
bei       bij             
mit       met           
nach    na, naar    
von     van, door   
zu       naar    

 


Slide 10 - Slide

Noem de voorzetsels
met de 3e naamval

Slide 11 - Mind map

Noem de voorzetsels
met de 4e naamval

Slide 12 - Mind map

aus
bei
mit
nach
von
zu
uit
bij
met
na, naar
van
naar

Slide 13 - Drag question

durch
für
ohne
um
gegen
door
zonder
om
voor
tegen

Slide 14 - Drag question

Stappenplan naamvallen
Stap 1: Welk voorzetsel staat er voor het invulwoord in de zin? 
                een voorzetsel van de 3e of 4e naamval?  

Stap 2:  kies de juiste vorm (persoonlijk voornaamwoord)

Slide 15 - Slide

ich
du
sie
es
er
wir
ihr
Sie
sie
ik
jij
hij
het
wij
zij
jullie
u
zij mv

Slide 16 - Drag question

mir
dir
ihr
ihm
ihm
uns
euch
Ihnen
ihnen
mij
jou
hem
het
ons
haar
jullie
u
hun/hen mv

Slide 17 - Drag question

Ich bin hier mit (jou) ....
A
dich
B
dir

Slide 18 - Quiz

Du gehst mit (mij) .... nach Hause.
A
mir
B
mich

Slide 19 - Quiz

Ihr seid nach (ons) .... an der Reihe.
A
wir
B
euch
C
uns
D
ihr

Slide 20 - Quiz

Er hat es für (mij)..........getan
A
mir
B
mich

Slide 21 - Quiz

Wir haben das von (u) .... bekommen.
A
Ihnen
B
Sie
C
ihnen
D
sie

Slide 22 - Quiz

Selbständig arbeiten
K2
A sehen + B Wortschatz
C Hören + D Lesen +
 E Grammatik
Brückenschlag 2: A+B   slim stampen A+B

Slide 23 - Slide

na de vakantie : 
K2
A sehen + B Wortschatz
C Hören + D Lesen + E Grammatik

Brückenschlag 2:  A+B 
slim stampen A+B 


Slide 24 - Slide