This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
Slide 1 - Slide
DOEL
LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN
- je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruiken
- je kunt dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij een citaat
Slide 2 - Slide
Weet je nog? Wanneer gebruik je hoofdletters?
Slide 3 - Open question
Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van winkels
B
Familienamen
C
Namen van maanden
D
Namen van musea
Slide 4 - Quiz
Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven
Slide 5 - Quiz
Lees de tekst.
Slide 6 - Slide
Wat moet op de plek van nummer 1 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 7 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 2 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 8 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 3 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 9 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 4 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 10 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 5 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 11 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 6 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 12 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 7 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 13 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 8 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 14 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 9 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 15 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 10 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 16 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 11 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 17 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 12 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 18 - Quiz
Wat moet op de plek van nummer 13 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma
Slide 19 - Quiz
LEESTEKENS (1)
- punten
- vraagtekens
- uitroeptekens
- komma's
Slide 20 - Slide
PUNTEN
- Aan het einde van een zin
Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.
Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.
Slide 21 - Slide
VRAAGTEKENS
- Aan het einde van een vraagzin
Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?
'Neem jij mijn tas mee?' vroeg Martijn.
Wanneer geen vraagteken?
Bij een indirecte vraag gebruik je géén vraagteken.
Ik zou graag weten, wanneer je op school komt.
Slide 22 - Slide
UITROEPTEKENS (1)
- Om aan te geven dat iemand luid roept
'Ik ben beneden!' klonk het vanuit de kelder.
Slide 23 - Slide
UITROEPTEKENS (2)
- Om een bevel of waarschuwing aan te geven
Halt, of ik schiet!
Stop!
Kom hier!
Slide 24 - Slide
KOMMA'S
- Maakt een zin overzichtelijker
- Staat op de plaats waar je bij hardop lezen even een rust neemt
Slide 25 - Slide
KOMMA'S (1)
- Als pauzeteken in een zin
Onze hond eet erg veel, toch is hij niet dik.
Slide 26 - Slide
KOMMA'S (2)
- Tussen de delen van een opsomming
Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.
Slide 27 - Slide
KOMMA'S (3)
- Tussen twee persoonsvormen
Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.
Slide 28 - Slide
KOMMA'S (4)
- Na een naam of uitroep aan het begin van een zin
Sacha, waar staat de appelmoes?
Slide 29 - Slide
LEESTEKENS (2)
- dubbele punt bij een citaat
- aanhalingstekens bij een citaat
Slide 30 - Slide
Weet jij nog wat een citaat is?
Slide 31 - Open question
CITAAT
- Iemands woorden letterlijk opschrijven
- staat altijd tussen aanhalingstekens
- begint altijd met een hoofdletter
Slide 32 - Slide
AANHALINGSTEKENS bij citaat
- Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens
Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'
Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'
Slide 33 - Slide
DUBBELE PUNT bij citaat
- Een dubbele punt wordt voor het citaat gebruikt
Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'
Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'
Hoofdletter
Na de dubbele punt volgt normaal nooit een hoofdletter. Een citaat wordt wel met een hoofdletter geschreven. Na een dubbele punt bij een citaat gebruik je WEL een hoofdletter!
Slide 34 - Slide
HOOFDLETTER bij citaat
- Na de dubbele punt volgt normaal nooit een hoofdletter. Een citaat wordt wel met een hoofdletter geschreven. Na een dubbele punt bij een citaat gebruik je WEL een hoofdletter!
Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'
Slide 35 - Slide
Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
Als het pijn doet geef je maar een gil
Slide 36 - Open question
Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet. Levi wil je die bak met pennen potloden en stiften aangeven
Slide 37 - Open question
Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
Ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben
Slide 38 - Open question
‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad!
A
Goed
B
Fout
Slide 39 - Quiz
Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout
Slide 40 - Quiz
Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’
A
Goed
B
Fout
Slide 41 - Quiz
Het jongetje vroeg aan zijn moeder: ‘Zijn we er bijna’?
A
Goed
B
Fout
Slide 42 - Quiz
Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’
A
Goed
B
Fout
Slide 43 - Quiz
De jongen riep: ‘Maurice, wacht even!’
A
Goed
B
Fout
Slide 44 - Quiz
GELEERD
LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN
- je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruiken
- je kunt dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij een citaat