mbo 4 hoofdstuk 3 - 1 kommagetallen formeel, schatten

mbo 4 hoofdstuk 3 - 1 kommagetallen formeel, schatten
1 / 19
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

mbo 4 hoofdstuk 3 - 1 kommagetallen formeel, schatten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Aan het eind van de les
  • begrijp je hoe je de uitkomst van een som of product kunt   schatten, ook bij kommagetallen.
  • kan je een maatwissel gebruiken om met kommagetallen te   rekenen, op deze manier zet hij de som eerst om naar een   som met gehele getallen en zet hem daarna weer terug naar   de oorspronkelijke eenheid.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions


Karen rekent het volgende uit op haar rekenmachine:
€ 2,45 + € 45,30 - € 0,55.
Ze vergeet de komma in het antwoord op te schrijven en schrijft: € 472.

Slide 14 - Open question

Je kan het antwoord schatten: € 3 + € 45 - € 1 = € 47
De komma moet dus na de 47 worden geplaatst.


Marga koopt een emmer muurverf van 12,5 liter. Zij kan hier volgens de verpakking 120 m² mee verven. Geef een schatting
hoeveel vierkante meter ze ongeveer kan verven met 1 liter. Is je geschatte oppervlakte kleiner of groter dan de werkelijke oppervlakte?

Slide 15 - Open question

Je schat bijvoorbeeld zo:
125 m² ÷ 12,5 liter = 10 m² per liter.
 
125 m² is meer dan 120 m². In werkelijkheid kun je dus een kleinere oppervlakte verven dan je schatting.


Reken uit zonder rekenmachine
6 × € 3,55 =

Slide 16 - Open question

Je kunt dit uitrekenen door van maat te wisselen:
 6 × € 3,55 = 6 × 355 cent = 2130 cent = € 21,30


Er zijn zo’n 60 miljard munten van 1 en 2 cent in omloop.
Geef een schatting wat de waarde van deze munten is.

Slide 17 - Open question

Je kan dat als volgt schatten.
Ga ervan uit dat er ongeveer evenveel munten van 1 en van 2 cent zijn. Dan is de waarde van die munten samen ongeveer 1,5 × 60 miljard = 90 miljard cent.
Dat is een waarde van € 0,9 miljard = € 900 000 000


Een mok heeft ongeveer een inhoud van
0,2 liter. Hoeveel mokken kan je ongeveer
vullen met deze theeketel van 9 liter?

Slide 18 - Open question

Je kan hier een schatting maken: 9 ÷ 2 = 4,5, dus 9 liter ÷ 0,2 liter = 45 mokken Je kan hier ook preciezer rekenen. Je kan dan van maat wisselen.
 
0,2 liter = 2 cl en 8,8 liter = 88 cl
88 ÷ 2 = 44 mokken.


Wat kost één blikje?

Slide 19 - Open question

Je kan hier van maat wisselen:
€ 19,20 ÷ 24 = 1920 cent ÷ 24 = 80 cent = € 0,80