25-1 Werkwoorden VT (klankvast en klankveranderend)

Goedemorgen,
Ga zitten op je plek
Start je laptop op
Stil graag!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen,
Ga zitten op je plek
Start je laptop op
Stil graag!

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les kun je:
-zelf werkwoorden in de verleden tijd op de juiste manier schrijven

Slide 2 - Slide

Wat is 'verleden tijd'?
Leg dat uit en geef een zin in de verleden tijd als voorbeeld.

Slide 3 - Open question

Wat is tegenwoordige tijd?
Leg dat uit en geef een zin in de tegenwoordige tijd als voorbeeld.

Slide 4 - Open question

klankvaste werkwoorden (zwak)
- Veranderen NIET van klank in de verleden tijd

Ik bak - ik bakte
Ik maak - ik maakte 

De klank zit vast! Kan niet veranderen.

Slide 5 - Slide

schrijf een klankvast werkwoord op

Slide 6 - Mind map

Wat is dan een klankveranderend werkwoord? Leg uit!

Slide 7 - Open question

Welk werkwoord is klankveranderend?
A
Ik snoep, ik snoepte
B
Ik loop, ik liep
C
Ik werk, ik werkte
D
Ik maak, ik maakte

Slide 8 - Quiz

Welk werkwoord is klankveranderend?
A
Ik zwem, ik zwom
B
Ik schrijf, ik schreef
C
Ik leer, ik leerde
D
Ik pas, ik paste

Slide 9 - Quiz

Welk werkwoord is klankvast?
A
Ik loop, ik liep
B
Ik zwem, ik zwom
C
Ik snoep, ik snoepte
D
Ik werk, ik werkte

Slide 10 - Quiz

Welk werkwoord is klankvast?
A
Ik ren, ik rende
B
Ik begin, ik begon
C
Ik roep, ik riep
D
Ik zing, ik zong

Slide 11 - Quiz

Is
SNOEPEN
een klankvast werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Ik ........ gisteren van de chocola. (snoepen)

Slide 13 - Open question

Is

RENNEN

klankvast werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Ik ........ vanochtend naar school.
(rennen).

Slide 15 - Open question

Klankvast of klankveranderend?

(worden)
A
klankvast
B
klankveranderend

Slide 16 - Quiz

Wat is een klankveranderend werkwoord?
A
lopen
B
regenen
C
vieren
D
betalen

Slide 17 - Quiz

Wat is geen klankveranderend werkwoord?
A
zitten
B
vragen
C
duiken
D
spelen

Slide 18 - Quiz

Wat is een klankvast werkwoord?
A
lopen
B
regenen
C
slapen
D
zwijgen

Slide 19 - Quiz

Vorige week ...... het heel hard.
(regenen)
A
regende
B
regentte
C
regente
D
regendde

Slide 20 - Quiz

De stam van een werkwoord is .....
A
hele werkwoordsvorm
B
hij vorm van een werkwoord
C
hele werkwoord - en
D
wij vorm - en

Slide 21 - Quiz

Wat is de stam van werken?

Slide 22 - Open question

Wat is de verleden tijd van hij praat?

Vorige week ...... hij ontzettend veel.
A
hij praate
B
hij praatde
C
Hij praatte
D
Hij priet

Slide 23 - Quiz

verhuizen

Wij ............ gisteren naar Heerlen.

Slide 24 - Open question

zorgen

Vorige week ........ hij goed voor mij.


Slide 25 - Open question

straffen

Vorige maand ...... de docent mijn klasgenoot.

Slide 26 - Open question

maken

Wij ......... de laatste toets erg goed.

Slide 27 - Open question

fietsen

Vorige week ......... ik door de sneeuw naar school.

Slide 28 - Open question

werken

Afgelopen maandag ........ wij heel goed door.

Slide 29 - Open question

Zien

Ik heb een mooie auto ........
A
gezien
B
zie
C
ziet
D
zien

Slide 30 - Quiz

Hebben

Hij ....... zijn huiswerk af.
A
hebt
B
heeft
C
hebben
D
heefd

Slide 31 - Quiz

Zelf oefenen!

www.cambiumned.nl

Slide 32 - Slide