Dag 8 - Thema 9 - roze

Nieuwe woorden
Thema 9: Technologie
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Nieuwe woorden
Thema 9: Technologie

Slide 1 - Slide

vinden
  • iets wat weg was, weer terugzien
  • zin: Ik kan mijn sleutels niet vinden.
  • leuk vinden, goed vinden, mooi vinden
  • werkwoord
  • zin: Ik vind zwemmen leuk. 

Slide 2 - Slide

vliegen
  • door de lucht gaan
  • met het vliegtuig ergens heen gaan
  • werkwoord
  • zin: We vliegen volgende week naar Japan.

Slide 3 - Slide

voorstellen
  • een idee hebben
  • zeggen wie je bent
  • werkwoord
  • zin: Zal ik me even voorstellen? Mijn naam is Koos Huisman. 

Slide 4 - Slide

wanneer
  • hoe laat?
  • op welke dag?
  • welke tijd? 
  • zin: Wanneer ben je jarig?

Slide 5 - Slide

want
  • omdat
  • zin: Ik ga naar bed, want ik ben moe. 
  • zin: Ik kom niet naar school, want ik ben ziek.

Slide 6 - Slide

wel
  • een beetje
  • wel waar <----> niet waar
  • zin: Ik hou niet van koffie, maar mijn vriendin wel.
  • zin: Die jurk is wel leuk, maar ik vind de broek mooier. 

Slide 7 - Slide

Bijna iedereen heeft een smartphone.
Misschien kunnen mensen in de toekomst op vakantie naar de maan.
Vanaf het station moet je nog 10 minuten lopen.
Vanaf het dak van de flat kun je de hele stad zien.
Ik kan mijn sleutels niet vinden.
Ik vind zwemmen leuk.
We vliegen volgende week naar Japan.

Slide 8 - Slide

Welke zinnen horen bij de twee betekenissen van het ww 'vinden'?

1. Wat vind jij van zijn nieuwe kapsel?
2. Wij vinden school niet altijd leuk, maar meestal wel.
3. Als je het boek weer vindt, geef je het dan weer terug?
4. Gelukkig, ik heb mijn portemonnee weer gevonden!
A
1. goed 2 . goed 3. fout 4. fout
B
1 .goed 2. goed 3. goed 4. goed
C
1. goed 2. fout 3. fout 4. goed
D
1. fout 2. fout 3. fout 4. fout

Slide 9 - Quiz

Ben je weleens ergens
naartoe gevlogen met het vliegtuig?
Nee? Waar zou je dan naartoe willen?

Slide 10 - Mind map

Maak een zin met het ww 'voorstellen'.

- gebruik één van de twee betekenissen
- Let op! scheidbaar werkwoord

Slide 11 - Open question