presentatie voor reactiesnelheid

5.3 Rekenen aan reactiesnelheid
1 / 29
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

5.3 Rekenen aan reactiesnelheid

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt snel uit een diagram de reactiesnelheid halen.
  • Je kunt snel de reactiesnelheid berekenen

Slide 2 - Slide

Deze les

  • Uitleg diagrammen reactiesnelheid
  • Maken opd 3
  • Uitleg reactiesnelheid berekenen 
  • Maken opd 6

Slide 3 - Slide

Reactiesnelheid 
Voorbeeld: 2 NH3 --> N2 + 3 H2

  • Begin reactie 0 mmol H2
  • Lijn q geeft mmol H2 aan op einde reactie.
  • Reactiesnelheid begint hoog, neemt af in de tijd. Bij q is reactiesnelheid 0.

Slide 4 - Slide



Op tijdstip t is de reactie klaar. Welk diagram geeft de juiste weergave?
A
Diagram A
B
Diagram B
C
Diagram C
D
Diagram D

Slide 5 - Quiz

Wat is de werking van stof X?
A
Reactiemengsel afkoelen
B
Werkt als katalysator
C
Levert ook zuurstof
D
Verbruikt zuurstof

Slide 6 - Quiz

Even oefenen (max 5 minuten)

  • Maken opdracht 3

Slide 7 - Slide

3. Gemiddelde reactiesnelheid
De vorming van HI (g) uit de niet-ontleedbare gasvormige stoffen H2 en I2.
Gegevens:  V = 5,0 L;       t = 80 sec;       n(HI)t80 =7,0 mol HI
  1. H2 (g) + I2 (g) --> 2 HI (g)
  2. sgem:  7,0/2 mol H2-gas = ∆[A]/∆t = 3,5/80 = 4,375.10-2 mol/sec
mol. L-1.s-1  =>
L.smol

Slide 8 - Slide

Reactiesnelheid bepalen
a. Bereken de reactiesnelheid tussen 0 en 80 minuten.

 
reactiesnelheid= 100 mL/ 80 min
= 1,25 mL/min
= 1,25/60 =0,021 ml/s

Slide 9 - Slide

Reactiesnelheid berekenen
  • Gemiddelde reactiesnelheid
  • Naast mL s-1 kom je ook mol s-1 en mol L-1 s-1 vaak tegen.
  • (welke eenheid is afhankelijk van de situatie)  



Slide 10 - Slide

Voorbeeld: Mg + 2 H+ -> Mg2+ + H2
Bereken de gemiddelde reactiesnelheid tussen 10 en 20 seconden voor het ontstaan van H2. Geef je antwoord in mL s-1.

V= 67 - 42 = 25 mL
t = 20 - 10 = 10 s
s = 25 mL / 10 s = 2,5 mL s-1




    Slide 11 - Slide

    Voorbeeld: 2 A (g) -> B (g)
    Gegevens: [A] daalt in 8,40 minuten van 0,200 M naar 0,166 M.
    Bereken de gemiddelde reactiesnelheid waarmee stof A wordt omgezet.

    t = 8,40 min * 60 = 504 s
    [A] = 0,200-0,166=0,034 M      
    s (A)= 0,034 M / 504 s = 6,8 mol L-1 s-1 


    Slide 12 - Slide

    Verder oefenen

    • Maken opdracht 6

    Slide 13 - Slide

    H6.2 Reactiesnelheid

    Slide 14 - Slide

    Wat is een effectieve botsing?
    A
    Een botsing van deeltjes waarbij geen reactie plaats vindt.
    B
    Elke botsing van deeltjes.
    C
    Een botsing van deeltjes die een reactie laat plaatsvinden.
    D
    Een botsing van deeltjes waarbij de kern splijt.

    Slide 15 - Quiz

    Welk van de vijf methoden om reactiesnelheid te beïnvloeden kan worden verklaard met het botsende deeltjes model?
    A
    Verdelingsgraad en katalysator
    B
    Soort stof, concentratie en temperatuur
    C
    Alle vijf de methodes kunnen worden verklaard met het botsende deeltjesmodel
    D
    Verdelingsgraad, concentratie en temperatuur

    Slide 16 - Quiz

    Vaak is een reactie aan het begin sneller dan aan het einde, hoe kan dit?
    A
    De katalysatorconcentratie is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
    B
    De verdelingsgraad is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
    C
    De temperatuur is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
    D
    De concentratie reagerende stoffen is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie.

    Slide 17 - Quiz

    Twee identieke reacties worden uitgevoerd. Reactie 1 bij 50°C en reactie 2 bij 60°C. Leg uit aan de hand van het botsende deeltjes model welke reactie sneller verloopt.
    A
    Reactie 2 heeft een hogere temperatuur, dus sneller bewegende deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen,per seconde dus een hogere reactiesnelheid.
    B
    Reactie 2 heeft een hogere temperatuur, dus meer deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen per seconde, dus een hogere reactiesnelheid.
    C
    Reactie 1 heeft een lagere temperatuur, dus sneller bewegende deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen per seconde, dus een hogere reactiesnelheid.
    D
    Reactie 1 heeft een lagere temperatuur, dus meer deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen per seconde, dus een hogere reactiesnelheid.

    Slide 18 - Quiz

    Als een stof fijner is verdeeld, neemt de reactiesnelheid toe omdat
    A
    er meer deeltjes zijn, waardoor er meer effectieve botsingen per seconde zijn
    B
    de deeltjes sneller kunnen bewegen, waardoor er meer effectieve botsingen per seconde zijn
    C
    de deeltjes een groter contactoppervlak hebben, waardoor er meer effectieve botsingen per seconde zijn
    D
    er een groter contactoppervlak is, waardoor de kans op een botsing toeneemt

    Slide 19 - Quiz

    reactiesnelheid berekenen
    Bij een experiment kun je meten hoe de concentratie van een stof verandert in de tijd. Uit deze diagrammen kun je de reactiesnelheid op één bepaald tijdstip of de gemiddelde reactiesnelheid van de gehele reactie berekenen

    Slide 20 - Slide

    Eenheid (noteer en leer)
    De reactiesnelheid wordt uitgedrukt als
    "het aantal mol stof dat per Liter in 1 seconde verdwijnt"
    en heeft als eenheid "mol per Liter per seconde":
    molL1s1

    Slide 21 - Slide

    grafiek
    Als je in een grafiek de verandering van de concentratie (y-as) uitzet tegen de tijd (x-as), dan is de helling van de grafiek gelijk aan de reactiesnelheid

    Slide 22 - Slide

    Hoe steiler de helling van de grafiek, des te ........
    A
    groter is de reactiesnelheid
    B
    kleiner is de reactiesnelheid

    Slide 23 - Quiz

    De betekenis van [ ... ]
    • als je in één liter water 1,5 mol C6H12O6 oplost
    • dan is de concentratie van deze glucose-oplossing 1,5 mol / L 

    •  in formule-taal genoteerd:     [C6H12O6] = 1,5 mol / L

    Slide 24 - Slide

    Reactiesnelheid berekenen uit een grafiek

    Slide 25 - Slide

    De reactiesnelheid kan op verschillende manieren worden gevraagd. Hier zie je manier 1:

    Slide 26 - Slide

    De reactiesnelheid kan op verschillende manieren worden gevraagd. Hier zie je manier 2:

    Slide 27 - Slide

    De reactiesnelheid kan op verschillende manieren worden gevraagd. Hier zie je manier 3:

    Slide 28 - Slide

    Heb je nog vragen over les 5?
    Noteer ze dan hieronder....

    Slide 29 - Open question