De bekendste weekdieren zijn slakken, mosselen en inktvissen. Ze behoren tot de ongewervelde dieren. Al meer dan 500 miljoen jaar geleden bevolkten ze de zeeën. Na de insecten vormen ze de grootste groep in het dierenrijk. De meeste weekdieren leven in zee, enkele in zoet water. Het is slechts een klein aantal slakken gelukt op het vasteland te overleven.
Slide 3 - Slide
weekdieren hebben een weker lijf dan andere diersoorten. Ze hebben ook een huid en spieren, maar geen inwendig skelet dat het lijf vorm en stevigheid geeft. Gewervelde dieren hebben een skelet van botten en kraakbeen. Aan dat skelet zitten de ledematen. Omdat mosselen en slakken geen skelet hebben, hebben ze ook geen armen en benen. Het lijf bestaat uit de mantel en de voet. De mantel is een soort huid. Deze beschermt de lichaamsholten met de ingewanden. De voet is een spier waar ook de kop aan zit.
Slide 4 - Slide
Met de poten vooruit
Inktvissen worden ook wel koppotigen genoemd. Rond de bek hebben zij acht, tien of meer ledematen. Die worden poten of armen genoemd. Met deze tentakels jagen en pakken inktvissen hun prooi. Hun armen hebben zuignappen, waarmee ze hun slachtoffers vasthouden. Hun kaken lijken op de snavel van een papegaai. Daarmee bijt de inktvis een gat in het pantser van bijvoorbeeld een kreeft en spuit daar zijn giftige speeksel in. Dan zuigt hij het dier leeg.
Slide 5 - Slide
Slakken
Wij zien slakken meestal alleen in de tuin of in het weiland. Deze landslakken halen adem met longachtige organen. Veel meer slakken leven in het water. Ze hebben kieuwen om adem te halen, net als vissen. Landslakken zijn vooral planteneters. Onder de zeeslakken zijn veel rovers, die andere dieren eten. Bij landslakken komen de jonge slakken uit een ei. Waterslakken planten zich voort via larven.
Slide 6 - Slide
Kauri
Kauries worden ook wel porseleinslakken genoemd en dat is terecht. Het zijn zeeslakken met een prachtig, porseleinachtig huisje dat al eeuwen als sieraad wordt gebruikt. In China, Japan, India en delen van de Zuidzee werden ze tot in de 19de eeuw zelfs als betaalmiddel gebruikt.
Het huisje van een Kaurie doet denken aan een mosselschelp
Slide 7 - Slide
Mosselen
Mosselen leven in het water en halen adem met kieuwen. Ze zitten met hun voet in de bodem van de zee of een meer. Met die voet kunnen ze zich achterwaarts verplaatsen. Mosselen hebben een mantelzak zonder kop. Ze laten water in hun lijf stromen. Uit het water halen ze zwevende deeltjes waarmee ze zich voeden.
Slide 8 - Slide
Hoe ontstaat een parel?
Parels ontstaan als vreemde voorwerpen in een schelp gedrongen zijn, bijvoorbeeld een zandkorrel. Het dier in de schelp wordt daardoor geïrriteerd en in de mantel vormt zich een parelzak. De buitenhuid van de mantel vormt zich om het vreemde voorwerp en legt er steeds meer lagen parelmoer omheen. Alleen als het voorwerp helemaal omringt is door de mantel, vormt zich een fraaie ronde parel. Tegenwoordig worden er parels gekweekt. Daartoe wordt een voorwerp tussen schelp en mantel in een pareloester geplant. Na drie jaar is de parel rijp.
Slide 9 - Slide
Inktvissen
Inktvissen behoren tot de grootste en hoogst ontwikkelde weekdieren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen inktvissen met acht en die met tien armen. Achtarmige inktvissen worden ook wel octopussen genoemd. Daartoe behoort de kraak. Tot de tienarmige inktvissen behoort de zeekat of sepia. Alle inktvissen zijn rovers, die jagen op kreeften, schelpen en andere zeedieren.
Slide 10 - Slide
Vliegende pijlinktvis
Deze inktvis leeft in open zee meestal bij het wateroppervlak. Net als alle pijlinktvissen is hij een uitstekende zwemmer. Als hij achtervolgd wordt en snel zwemt, kan hij als een raket uit het water schieten en tot 50m door de lucht zweven. Het lijf van de vliegende pijlinktvis is meer gestroomlijnd dan dat van een vis. Als hij achteruit door het water schiet, heeft hij zijn vangarmen over zijn kop gelegd. De pijlinktvis jaagt vooral op vis. Soms eten ze ook hun soortgenoten op.