Blok 3 - Grammatica - Les 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Grammatica

Blok 3 - les 4

Log in bij de LessonUp.

Na vandaag ken je verschillende vormen van zinnen.

Grammatica

Antwoorden huiswerk: 

Opdracht 7 en 8.

Vormen van zinnen

1. De bakker kneedt het deeg.

2. Het deeg wordt door de bakker gekneed.

Kijk even naar deze zinnen.

1. De bakker kneedt het deeg.
2. Het deeg wordt door de bakker gekneed.

Wat valt je op?

1. De bakker kneedt het deeg.

WWG?

2. Het deeg wordt door de bakker gekneed.

WWG?

1. De bakker kneedt het deeg.

OW?

2. Het deeg wordt door de bakker gekneed.

OW?

1. De bakker kneedt het deeg.

Zit er een lv in?

1. Ja
2. Nee

1. De bakker kneedt het deeg. 

Ja.

Wie/wat + wwg + ow?

Wat kneedt de bakker? = het deeg.

Het deeg = lv.

2. Het deeg wordt door de bakker gekneed.

Zit er een lv in?

1. Ja
2. Nee

2. Het deeg wordt door de bakker gekneed.

LV? Nee.

Wie/wat + wwg + ow?

Wie/wat wordt het deeg gekneed?

Geen antwoord = geen lv.

Vormen van zinnen 

Zinnen kunnen in twee vormen staan:

Het onderwerp doet iets.

Er wordt iets met het onderwerp gedaan. 

Als er iets met het onderwerp gedaan wordt, dan is er ook geen lv.

Katie borstelt de hond.

1. Het onderwerp doet iets.
2. Er wordt iets met het onderwerp gedaan.

Mijn verjaardag wordt op een zondag gevierd.

1. Het onderwerp doet iets.
2. Er wordt iets met het onderwerp gedaan.

Hij wordt door de bewaker op zijn gezicht geslagen.

1. Het onderwerp doet iets.
2. Er wordt iets met het onderwerp gedaan.

Vormen van zinnen

Het onderwerp doet iets - wel een lijdend voorwerp.

Er wordt iets met het onderwerp gedaan - geen lijdend voorwerp.

Huiswerk

Opdracht 10 en 11.

Bladzijde 142 en 143.

Foto maken als je klaar bent.