H1 en H2 - woordenschat - 1 havo

souvenir
A
zoektocht
B
aandenken
C
idee
D
ansichtkaart
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

souvenir
A
zoektocht
B
aandenken
C
idee
D
ansichtkaart

Slide 1 - Quiz

amicaal
A
visite
B
lichamelijk
C
liniaal
D
vriendschappelijk

Slide 2 - Quiz

domineren
A
dommer worden
B
kwaadspreken
C
overheersen
D
vernielen

Slide 3 - Quiz

Wat doe je als je je om iemand bekommert?
A
Dan zorg je goed voor diegene.
B
Dan wil je die persoon opvoeden.
C
Dan wil je diegene overheersen.
D
Dan wil je dat mensen positief praten over diegene.

Slide 4 - Quiz

ruïneren
A
paardrijden
B
plaatsen
C
vernielen
D
overheersen

Slide 5 - Quiz

in kannen en kruiken
A
genoeg te eten en drinken
B
opgroeien tot misdadiger
C
in orde
D
volkomen eerlijk

Slide 6 - Quiz

in vuur en vlam
A
flinke brand
B
hevig verliefd
C
veroordeeld tot de brandstapel
D
heel erg boos

Slide 7 - Quiz

Na die les had de klas er een rommeltje van gemaakt: alle tafels stond schots en scheef.
A
Deze zin is goed en laat zien wat 'schots en scheef', is.
B
Deze zin is fout, want er staat geen punt achter 'gemaakt'.
C
Deze zin is wel okay ...maar ik snap nog steeds niet wat 'rommeltje' is.
D
De tafels zijn verkeerd gemaakt, daar kan de klas niets aan doen.

Slide 8 - Quiz

analyseren
A
onderzoeken
B
uitproberen
C
behandelen
D
verhoudingen

Slide 9 - Quiz

H2
aanfluiting
A
een slechte scheidsrechter
B
afgang
C
boeiend
D
spraakmakend

Slide 10 - Quiz

attractief
A
attractie
B
aantrekkelijk
C
voorstelling
D
adembenemend

Slide 11 - Quiz

Het gaat alleen door bij voldoende animo.
A
Alleen als er genoeg deelnemers zijn.
B
Alleen als er genoeg betalingen zijn.
C
Alleen bij voldoende kwaliteit.
D
Een niet-openbaar optreden.

Slide 12 - Quiz

quotes
A
een soort hyena
B
verslaglegging
C
uitspraken
D
uitspreken

Slide 13 - Quiz

capaciteiten
A
bekwaamheden
B
mogendheden
C
handig
D
opmerkelijkheden

Slide 14 - Quiz

markant
A
spoor
B
vroeger
C
uitspraak
D
opmerkelijk

Slide 15 - Quiz

de kroon spannen
A
iemand die plotseling veel succes heeft
B
als eerste ergens aan beginnen
C
bekend worden omdat je iets goed kunt
D
alles overtreffen

Slide 16 - Quiz

de gedoodverfde winnaar
A
De winnaar heeft het niet overleefd.
B
De winnaar werd gestraft.
C
de favoriet
D
kleurrijk

Slide 17 - Quiz

onbekend maakt onbemind
A
Mensen houden van je als je bekend bent.
B
Iets wat je niet kent, waardeer je niet.
C
Liefde maakt dat je bekent.
D
Het is onmogelijk om van niemand te houden.

Slide 18 - Quiz