3(H)V wk8 23 feb hh keuzevz en h-s-w

Dienstag, der 23. Februar 2021
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Dienstag, der 23. Februar 2021

Slide 1 - Slide

Meine Ferien waren:
Schön! Keine Schule :-)
Schön, aber ich habe auch für Prüfungen gelernt
Ein bisschen langweilig.....
Viel zu kurz!
Schön, ich habe alle Aufgaben für K3 gemacht :-)

Slide 2 - Poll

Wat zijn de doelen voor vandaag?
Je weet weer hoe het zit met de keuzevoorzetsels en wanneer je welke naamval gebruikt
Je weet weer hoe het zit met haben, sein en werden in de tt en vt

Slide 3 - Slide

Keuze voorzetsels
Wat weet je nog?

Slide 4 - Slide

Ik weet nog alles van de keuzevoorzetsels
Ja, er zijn 3 regels
Keuze voorzetsels? Wat zijn dat?
Nog een beetje, maar herhaling kan geen kwaad

Slide 5 - Poll

Welke 3 regels heb je bij de keuze voorzetsels?

Slide 6 - Open question

De 3 vragen bij de keuzevoorzetsels
1. Wo? --> Plaats, je kunt vragen: waar is/staat/hangt het?
3e naamval gebruiken
2. Wohin? --> Beweging met richting, je kunt vragen: waar gaat het naar toe?
4e naamval gebruiken
3. Geen wo of wohin? --> 7/2 regel gebruiken
4e naamval bij auf/über, 3e naamval bij de rest

Slide 7 - Slide

Ezelsbruggetje:
1. Een auto met drie wielen staat stil
2. Een auto met vier wielen rijdt

Bevinden is 3e naamval. (regel 1)
Beweging is 4e naamval (regels 2)

En als het geen van beiden is? Dan de 7/2 regel! (regel 3)

Slide 8 - Slide

timer
1:00
Typ de
keuzevoorzetsels
(zijn er 9)

Slide 9 - Mind map

Gebruik je boek S 168/169 of je aantekeningen van november over de wisselvoorzetsels!
Gebruik ook de rijtjes op S. 169 (der groep) en S. 170 (ein groep) of je aantekeningen met de rijtjes!

Slide 10 - Slide

Oefen zinnen
1. Freust du dich auf (jullie) _______ Ferien (mv)?
2. Gegen (mijn) ________Gewohnheit (v) ging ich an (die) _______ Abend (m) schon früh in d___ Bett (o)
3. Wie kannst du bloß über (deze) ____ Witz (m) lachen!
4. Er wartete auf ein___ Bank (v) auf d____ Bahnsteig (m) auf d____ Zug (m).
5. Unter (deze) ________Preis (m) verkaufe ich mein Segelbot nicht.

Slide 11 - Slide

Antwoorden Oefen zinnen: in groepjes
1. Freust du dich auf (jullie) _euere (7/2)______ Ferien (mv)?
2. Gegen (mijn) _meiner (7/2)_______Gewohnheit (v) ging ich an (die) _jenem (tijd of 7/2)______ Abend (m) schon früh in d_as (wohin?)__ Bett (o)
3. Wie kannst du bloß über (deze) __diesen (7/2)__ Witz (m) lachen!
4. Er wartete auf ein_er (wo?)__ Bank (v) auf d__em (wo?)__ Bahnsteig (m) auf d_en (7/2)___ Zug (m).
5. Unter (deze) __diesem (7/2)______Preis (m) verkaufe ich mein Segelbot nicht.

Slide 12 - Slide

haben, sein en werden
Tegenwoordige tijd en verleden tijd

Slide 13 - Slide

Kijk ook op blz 96
werden
tt
vt
vt
zal/zul/zult/word
werd
zou
ich
werde
wurde
würde
du
wirst
wurdest
würdest
er/sie/es
wird
wurde
würde
wir
werden
wurden
würden
ihr
werdet
wurdet
würdet
sie/Sie
werden
wurden
würden

Slide 14 - Slide

Paar oefeningzinnen, let op of het tt of vt is!
1. (hij had) ___________ letzte Woche Ferien (gehad) ________
2. (zij zal) _______________ morgen in die Stadt fahren.
3. (jullie zouden) ____________ gestern einkaufen.
4. (ik werd) ________________ krank in den Ferien.

Verleden tijd gebruiken:
5. ________________ er Zeit um in die Stadt zu gehen?
6. Peter ______________ so etwas nie tun!
7. Ich ____________ gestern im Supermarkt.

Slide 15 - Slide

Oefentoetsje voor de vakantie
1. Bekijk als je hem hebt gemaakt
2. Kijk of er een vraag is die je niet begrijpt: schrijf het nummer van de vraag op
3. Les morgen zal ik de meest voorkomende vragen bespreken

Slide 16 - Slide

Dus: SO vr 26 feb, PW 5 mrt
Voor SO (30 opdrachten/zinnen in 30 minuten)
- zorg ervoor dat je de keuzevoorzetsels kunt gebruiken, je mag je boek erbij gebruiken
- zorg dat je haben, sein en werden kunt dromen! Je moet ze kunnen vertalen en je moet het juiste ww kunnen invullen.
- zorg dat je de woordjes leert: je moet ze kunnen vertalen, kunnen kiezen welke in de zin thuis hoort,  een tegenstelling kunnen vinden, kijken welk woord verkeerd geschreven is, kijken welk woord er niet bij hoort

Slide 17 - Slide

Hausaufgaben
lernen: 
- Wörter A und B, Kapitel 3 (D/F en G zijn voor het PW): S. 122), 
- haben/sein/werden (tt, vt, vtdw: S. 158 # 1, 2, 3)
- keuze voorzetsels en gebruik: S. 168-179 # 17, 18)
Machen: 
- maak de opdrachten die je voor K3 moet maken (in je boek of op Trabitour)

Extra oefenen? Bij de bronnen/grammatica/extra opdrachten staan nog extra opdrachten

Slide 18 - Slide