This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Items in this lesson
Procenten. Hoe bereken je die ook alweer?
Slide 1 - Mind map
Wat weet je nog?,
Slide 2 - Slide
Hoeveel % van deze cirkel is gekleurd?
Slide 3 - Open question
Hoeveel % van deze cirkel is gekleurd?
A
30%
B
40%
C
60%
D
70%
Slide 4 - Quiz
3/4 =.......%
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Video
1. Een percentage berekenen
100% = €59
1 % = € 59 / 100 = € 0,59
35% = € 0,59 x 35 = € 20,65 korting
Slide 7 - Slide
Met de verhoudingstabel
%
100
1
35
€
59
0,59
20,65
:100 x35
:100 x35
Slide 8 - Slide
Een fiets kost normaal € 630. Je krijgt 30% korting. Hoeveel kost de fiets nu?
A
€ 189
B
€ 420
C
€ 210
D
€ 441
Slide 9 - Quiz
Met de verhoudingstabel
%
100
1
30
€
630
6,30
189
:100 x30
:100 x30
Snelle berekening: 630 : 100 x30 = 189 (KORTING)
Slide 10 - Slide
Normaal kost je autoverzekering € 64 per maand. Je ontvangt een no-claim korting van 3%. Hoeveel betaal je nu aan premie per maand?
A
€ 62,08
B
€ 63,00
C
€ 62,10
D
€ 64,45
Slide 11 - Quiz
Met de verhoudingstabel
%
100
1
3
€
64
0,64
1,92
:100 x3
:100 x3
Snelle berekening: €64 : 100 x3 = €1,92 (KORTING)
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
2. Zelf een percentage berekenen
%
100
1
30,9
Volgers in totaal
680
6,8
210
:100 x30,9
:100 x30,9
Snelle berekening = deel / geheel x 100
210 : 680 x100 = 30,9
Slide 14 - Slide
Een klas heeft 25 leerlingen. 20 leerlingen willen op niveau 4 doorstuderen. Hoeveel % van de leerlingen wil doorstuderen?
A
20%
B
60%
C
40%
D
80%
Slide 15 - Quiz
2. Zelf een percentage berekenen
%
100
20
80
Totaal aantal leerlingen
25
5
20
:5 x 4
: 5 x 4
Snelle berekening = deel / geheel x 100
20 : 25 x100 = 80%
Slide 16 - Slide
Een telefoon kost normaal € 300. NU betaal je voor deze telefoon €210 Hoeveel % korting krijg je?
A
20%
B
40%
C
30%
D
70%
Slide 17 - Quiz
2. Zelf een percentage berekenen
%
100
1
70
€
300
3
210
:100 x70
:100 x70
Snelle berekening: deel / geheel x 100
210 : 300 x100 = 70% (van de oude prijs)
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
3. Stijging of daling in procenten
(nieuw - oud)
_____________ X 100 = ......... %
oud
(187 - 157 ) 24 (stijging !)
_____________ X 100 = ___________ x 100 = 15,3%
157 157
Slide 20 - Slide
Vorig jaar had klas 1A 24 leerlingen. Dit jaar heeft klas 1A 28 leerlingen. Met hoeveel % is het aantal leerlingen gestegen?
A
14,2%
B
16,6%
C
16,7%
D
17%
Slide 21 - Quiz
3. Stijging of daling in procenten
(nieuw - oud)
_____________ X 100 = ......... %
oud
(28 - 24 ) 4 (stijging !)
_____________ X 100 = ___________ x 100 = 16,6666%
24 24
Slide 22 - Slide
Vorig jaar verkocht een winkel nog 3600 paar schoenen. Dit jaar verkocht dezelfde winkel nog maar 1400 paar schoenen. Met hoeveel % is de verkoop van schoenen afgenomen?
A
38,9
B
39%
C
61,%
D
61,1%
Slide 23 - Quiz
3. Stijging of daling in procenten
(nieuw - oud)
_____________ X 100 = ......... %
oud
(1400- 3600) - 2200 (daling!)
_____________ X 100 = ___________ x 100 = - 61,11%