Ne BK H5 taalverzorging formuleren

Het meervoud van zelfstandige naamwoorden
Ik weet het verschil tussen de werkwoorden kunnen en kennen
Ik weet het verschil tussen de werkwoorden liggen en leggen
De werkwoorden kunnen, kennen, liggen en leggen worden vaak door elkaar gehaald. Door de juiste betekenis te leren van deze werkwoorden, ga je het nooit meer verkeerd doen!
Nederlands
11 juni
Kies zelf 5 opdrachten die je wilt maken! 
 
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken de opdrachten
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het meervoud van zelfstandige naamwoorden
Ik weet het verschil tussen de werkwoorden kunnen en kennen
Ik weet het verschil tussen de werkwoorden liggen en leggen
De werkwoorden kunnen, kennen, liggen en leggen worden vaak door elkaar gehaald. Door de juiste betekenis te leren van deze werkwoorden, ga je het nooit meer verkeerd doen!
Nederlands
11 juni
Kies zelf 5 opdrachten die je wilt maken! 
 
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken de opdrachten

Slide 1 - Slide

Woord van de week
Wie?
Dean

Slide 2 - Slide

Theorie
Deze week gaat dit over de werkwoorden:
kennen en kunnen
liggen en leggen

Veel mensen gebruiken deze werkwoorden op een verkeerde manier. Als jij goed oplet, doe jij dit vanaf nu nooit meer fout!

Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

Betekenis werkwoorden
Kennen: iets weten of iets geleerd hebben, bijvoorbeeld de betekenis van een nieuw woord.
Kunnen: in staat zijn om iets te doen, bijvoorbeeld een koprol maken.
Liggen: dit doe je als je niet beweegt, bijvoorbeeld op de bank
Leggen: als je iets doet, bijvoorbeeld een pen op tafel leggen

Slide 5 - Slide

Nu jij:
Ik .... in de zon te chillen.
A
lig
B
leg
C
ligt
D
legt

Slide 6 - Quiz

.... jij morgen om 7 uur afspreken?
A
Kan
B
Ken
C
Kunt

Slide 7 - Quiz

Tom .... niet goed met Steven opschieten
A
ken
B
kan
C
kunt

Slide 8 - Quiz

Moeder wordt boos als ik mijn schoenen niet in de la .... .
A
lig
B
lag
C
leg

Slide 9 - Quiz

.... dat boek nog op mijn bureau?
A
Legt
B
Ligt
C
Leg
D
Lig

Slide 10 - Quiz

Aan het werk!

Kies zelf 5 opdrachten uit hoofdstuk 5 taalverzorging formuleren,  bladzijde 192-195.

Klaar?
Laat je werk aan de docent zien! Daarna zelf nakijken.


Slide 11 - Slide

Vragen?

Slide 12 - Slide