Les 1 - Observeren

1 / 18
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Observeren en signaleren
- Je kent de verschillende observatiemethodes 
- Je kunt een observatie uitvoeren
- Je kunt psychosociale en somatische klachten observeren en
   deze observatie verwerken in rapportage 
- Je kunt lichaamsfuncties meten en observeren 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- Je kent het verschil tussen observeren en signaleren
- Je weet welke verschillende vormen van observeren er zijn 
- Je weet wat een observatieplan is en hoe je deze gebruikt 

Slide 3 - Slide

Programma
- Opdracht klassikaal 
- Theorie observeren 
- Opdracht casus 
- Video dementie (observeren) 
- 24 boost: 4,6,7,9 

Slide 4 - Slide

Observeren...?!?! 
Oefening: je krijgt een kaartje met een instructie erop... Door middel van het stellen van vragen moet je erachter komen wat er aan de hand is... 


Slide 5 - Slide

Waar hebben jullie op gelet? Wat merk je op aan diegene? Wat zie je? Wat hoor je? 

Slide 6 - Slide

Observeren is het doelbewust en doelgericht waarnemen met gebruik van al je zintuigen.

Signaleren is iets vaststellen. Bijvoorbeeld: iemand eet niet. 

Slide 7 - Slide

Vroegsignalering 
Problemen op tijd vast stellen. 

Op tijd: zodat het probleem niet verergert, voorkomen van problemen. 


Slide 8 - Slide

Risicosignalering 
Het is in de VVT verplicht om risicosignalering uit te voeren met betrekking tot de volgende onderwerpen:
Huidletsel
Ondervoeding / ondergewichct 
Vallen 
Incontinentie 
Medicatiegebruik 

Slide 9 - Slide

Observatieplan 
Observeren gebeurt altijd met behulp van een observatieplan. Je gaat planmatig te werk, volgens een bepaalde methodiek.

Slide 10 - Slide

Gestructureerd observeren

Je legt precies vast wel gedrag je gaat observeren. 

Bijv: hoe vaak vraagt client A om bevestiging aan de hulpverlener? 

Objectief en meetbaar. 
Ongestructureerd observeren 

Je weet niet precies wat je gaat observeren, je let op het gehele plaatje. 

 Bijv: je observeert hoe Leonie en Gitta met elkaar omgaan. 

Let op: subjectiviteit. 

Slide 11 - Slide

Participerend

Bij een participerende observatie doet je mee met de activiteiten van de cliënt of de groep. Je bent als observant onderdeel van het proces.


Niet participerend 

Bij een niet-participerende observatie kijk je van een afstandje naar de activiteiten.

Gedrag kan veranderen door observatie.  

Slide 12 - Slide

Soort observatie 

Continu: je observeert voor een bepaalde periode zonder pauze. 

Interval: je observeert op wisselende tijden (bijv: om de 10 minuten). 

Slide 13 - Slide


Event sampling: observeren van specifieke situatie.
Contextuele observatie: je kijkt naar de context (omgeving) van de client. 

Slide 14 - Slide

Beinvloedende factoren
Ervaring
Je eigen humeur 
Verwachtingen
Referentiekader
Eerste indruk 
Projectie 

Slide 15 - Slide

HALO effect 

Het waarnemen wordt positief beïnvloed door een (voor de observator) gunstige eigenschap bij de cliënt. 

Bijv: client is altijd vrolijk, vandaag niet. Is er iets aan de hand? 

HORN effect 

Het waarnemen wordt negatief beïnvloed door een (voor de observator) ongunstige eigenschap bij de cliënt.

Bijv: client is altijd druk, komt binnen en je denkt 'heb je haar ook weer' 

Slide 16 - Slide

Casus
Maak zelfstandig de opdracht. Klassikaal nabespreken. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link