Nederlands week 3

Herhaling
1. Tekstsoorten en tekstdoelen
wat weet je daar nog van?

2. Lees- en luister strategieën
wat weet je daar nog van?

3. Gezamenlijk bespreken opdracht vorige week

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Herhaling
1. Tekstsoorten en tekstdoelen
wat weet je daar nog van?

2. Lees- en luister strategieën
wat weet je daar nog van?

3. Gezamenlijk bespreken opdracht vorige week

Slide 1 - Slide

Tekstsoorten
Informatieve tekst

Betogende tekst

Instructieve tekst

Slide 2 - Slide

Tekstdoelen
Informeren
Overtuigen
Overhalen / activeren
Instructie geven / instrueren
Amuseren / vermaken

Slide 3 - Slide

Lees- en luisterstrategieën 
Verkennend lezen
Globaal lezen of luisteren
Gericht lezen of luisteren
Intensief lezen of luisteren

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Lesdoelen 6 april, week 3
 - Je kent de opbouw van een formele e-mail
-  Je weet wat de woorden formeel en informeel betekenen
-  Je kunt een formele e-mail schrijven


We gaan vandaag aan de slag met het schrijven van een formele e-mail, 
dit is ook een examenopdracht!


Slide 8 - Slide

Informeel schrijven
Informeel schrijven is een ander woord voor persoonlijk schrijven. Je kunt een informeel gesprek voeren of een informeel bericht schrijven. Die persoon spreek je dan aan met ‘je’. Je mag de ander bij ook zijn voornaam noemen.


Wat zijn voorbeelden van de aanhef en de afsluiting van een informele brief?

Slide 9 - Slide

FORMEEL SCHRIJVEN
Formeel schrijven is een ander woord voor zakelijk schrijven. Je kunt formeel schrijven en formeel spreken. Je spreekt de ander aan met ‘u’. Je spreekt de ander aan met ‘meneer’ of ‘mevrouw’ zonder de voornaam te gebruiken. 

Slide 10 - Slide

Wanneer of naar wie schrijf je een brief op formele wijze?

Geef eens wat voorbeelden.

Slide 11 - Slide

Je begint de brief met een formele aanhef
Voorbeelden van een formele aanhef kunnen zijn:
 

Geachte heer ….. (+ achternaam),
Geachte mevrouw…… (+achternaam),
Geachte heer, mevrouw,
Beste heer…,
Beste mevrouw,

Slide 12 - Slide

Waar let je nog meer op?

- Zet geen hevige emoties in je beschrijving (bijvoorbeeld in het geval van een klacht).
- Wees concreet en verwijs naar duidelijke gebeurtenissen. 
- Beschrijf helder wat je wilt en wat je verwacht.

Slide 13 - Slide

Gebruik indirecte zinnen bij een formele brief
Voorbeelden:
Directe zin - Toen zei ze tegen me: ‘Ik wil je nooit meer zien.’ 
Indirecte zin ->Toen zei ze tegen me dat ze me nooit meer wilde zien. 
Directe zin -  ‘Zal ik je naar huis brengen?’, vroeg hij aan haar. 
Indirecte zin -> Hij vroeg of hij haar naar huis mocht brengen.
Directe zin - Rogier zegt: 'ik wil graag een kop koffie met een stuk appeltaart.'
Indirecte zin -> Rogier zegt dat hij graag een kop koffie met een stuk appeltaart wil.


Slide 14 - Slide

ZAKELIJKE E-MAIL SCHRIJVEN
Voor de inhoud van een formele / zakelijke e-mail gelden dezelfde regels als voor de inhoud van een formele brief. Je hoeft alleen de adresgegevens niet op te schrijven.
Wat zet je bij de volgende vakken in een email?  
AAN: 
CC: 
BCC:
ONDERWERP:






Slide 15 - Slide

OPBOUW ZAKELIJKE E-MAIL

Inleiding – één alinea: Korte weergave waarom je de brief schrijft.
Kern - twee à drie alinea's: Uitwerking van het onderwerp van je brief.
Elk deelonderwerp krijgt een aparte alinea.
Slot- één alinea: Omschrijving van wat je van de lezer verwacht.
Omschrijving van wat er nu gaat gebeuren.




Slide 16 - Slide

KENMERKEN VAN EEN ZAKELIJKE TEKST

- Gericht op een goede relatie met de lezer
- Objectief en zakelijk
-  Beleefd
- Duidelijke beschrijving van wat je van de lezer wilt en waarom
- Korte zinnen

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

In tweetallen:
Oefening 1 invullen
Oefening 2 invullen

Aansluitend klassikaal bespreken

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Eindopdracht: 
schrijf een uitnodiging per e-mail aan medestudenten.

1.  Lees eerst de situatie goed door. 

2. Lees daarna wat er in moet komen te staan.

 3.  Maak de uitnodiging op het werkblad.

4. Je krijgt feedback van de docent. Pas je uitnodiging dan aan. Gebruik ook de checklist!

5. Maak daarna een definitieve versie en lever die in!


Slide 21 - Slide

Waar wordt op gelet?
  • Formeel taalgebruik
  •  Goede aanhef en afsluiting
  • Logische opbouw (inleiding-kern-afsluiting)
  • Gebruik van witregels
  • Hoofdletters en leestekens
  •  Werkwoordspelling

Slide 22 - Slide

Powerpoint presentatie


Ter oefening voor 
het examen 
spreken

Slide 23 - Slide

Hoe ziet het examen spreken er uit?
  • 2 weken voor het examen krijg je 'n blanco PowerPointpresentatie aangeleverd met 'n thema
  • Je zorgt ervoor dat je de presentatie zelf bij je hebt tijdens het examen.
  • Je moet min. 4 minuten en max. 6 minuten presenteren.
  • Je mag aantekeningen meenemen maar deze mogen alleen maar bestaan uit steekwoorden.
  • Je wordt door 2 docenten beoordeeld aan de hand van een beoordelingsformulier.
  • Er worden geen vragen gesteld tijdens de presentatie.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Opdracht 
Powerpoint presentatie maken

  • Denk eerst na over een onderwerp, dit mag je zelf kiezen uit de voorbeelden
  • Maak vervolgens de Powerpoint presentatie
  • De presentatie moet uit minimaal 8 dia’s bestaan (inclusief voorpagina en afsluiting)
  • Houd het overzichtelijk, gebruik teksten en foto's, maar maak het niet té vol
  • Let op de spelling en zinsbouw

Slide 26 - Slide