Als - dan

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke zin is fout?

1. Hans is groter als Wim.
2. Bloemkool vind ik lekkerder dan spruitjes..
3. Sport jij nog net zoveel als vroeger?
A
A is fout
B
B is fout
C
C is fout
D
Er is niets fout

Slide 2 - Quiz

Welke zin is fout?

1. Ik heb een andere als jij.
2. Zij kan het beter dan hij.
3. Jij gebruikt hetzelfde boek als mijn broertje.
A
A is fout
B
B is fout
C
C is fout
D
Er is niets fout

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Hans is groter als Wim.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Bloemkool vind ik lekkerder dan spruitjes.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Sport jij nog net zoveel als vroeger?
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Zij kan het beter dan hij.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Jij gedraagt je anders als anders.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Ik heb een andere als jij.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

'Als mij' of 'dan ik'?


Mijn broer is net zo aardig ...... 

... als jij?
... als jou?




Slide 14 - Slide

Mijn broer is net zo aardig als jij. 

HOE?
Zin langer maken in je hoofd:
Mijn broer is net zo aardig als jij (bent).


Jij bent beter in Lingo ....
- dan ik
- dan mij
- als ik
- als mij

Slide 15 - Slide

Mijn nichtje is knapper...
A
dan mijn neefje
B
als mijn neefje

Slide 16 - Quiz

Maar mijn neefje is wel liever ...
A
dan haar
B
dan zij

Slide 17 - Quiz

Gelukkig is mijn oom net zo lief...
A
als mijn tante
B
dan mijn tante

Slide 18 - Quiz

Jij kunt dit net zo goed...
A
als mij
B
als ik

Slide 19 - Quiz

Ja, ik snap het zelfs al beter...
A
als jij
B
als jou
C
dan jij
D
dan jou

Slide 20 - Quiz