Als: gebruik als het gelijk is:Pim verdient net zo veel als ik.
(maar ook bij: 'keer zo')
Lisa geeft twee keer zo veel uit als Jolien.
Dan: gebruik je bij een verschil:Esmee rent harder dan Thomas.
Na als en dan gebruik je de verwijswoorden: ik, jij, hij, zij, wij jullie, zij
Bijv:
Sep tekent beter dan ik (teken) (en dus niet 'dan mij')