Grammatica V3 foutieve bijzin

Goedemorgen! Graag in je tweetal gaan zitten. 
Charlotte - Anton; 
Robert - Stijn; 
Alexandra - Alyënda; 
Joel - Rupak; 
Renee - Felice; 
Louise Simons - Joshua;
Sebastian - Jasper;  
Rick - Jort; 
Maartje - Indy - Alex; 
Lola - Louise van Dijck; 
River - Luca; 
Zoë H - Sabita; 
Zoë J - Kiki; 
Roumayssae - Enes; 
Nahal - Ada 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen! Graag in je tweetal gaan zitten. 
Charlotte - Anton; 
Robert - Stijn; 
Alexandra - Alyënda; 
Joel - Rupak; 
Renee - Felice; 
Louise Simons - Joshua;
Sebastian - Jasper;  
Rick - Jort; 
Maartje - Indy - Alex; 
Lola - Louise van Dijck; 
River - Luca; 
Zoë H - Sabita; 
Zoë J - Kiki; 
Roumayssae - Enes; 
Nahal - Ada 

Slide 1 - Slide

Goedemorgen TV3D! 
Programma
Toetsen analyseren grammatica blok 1 en 2: wat moet je nog leren? Maar daarbij aansluitend de opdrachten op de digitale methode.
Nakijken eerste hulp bij grammatica 
Escape room via Google Forms (hoofd- en bijzinnen en samentrekkingen) 

Slide 2 - Slide

Toets 8 april
Zinsdelen ontleden (en delen van zinsdelen) 
Hoofd- en bijzinnen onderscheiden
Bijzinnen benoemen
Woordsoorten benoemen
JE LEERT ALLES VAN DE WERKWIJZER GRAMMATICA 

Slide 3 - Slide

Programma  
Ophalen voorkennis - de samentrekking
Oefenen met de samentrekking
Antwoorden bespreken
Zelfstandig oefenen 

Slide 4 - Slide

Wat is een samentrekking?

Slide 5 - Open question

Wat is een foutieve samentrekking?

Slide 6 - Open question

Aan de slag! 
Paragraaf 4.6 en 4.7
Paragraaf 5.5

Slide 7 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
Lees UITLEG - BIJZINNEN, ONDERSCHIKKING, NEVENSCHIKKING EN VOEGWOORDEN in 'Reddingsplan grammatica' 
Beantwoord de volgende vragen:
1. Welke twee kenmerken kan je gebruiken om het verschil tussen de hoofd- en bijzin te bepalen?
2. Wel belangrijk kenmerk heeft een zin met nevenschikking?
3. Waarom kan je de bijzin niet ontleden als aparte zin? 
4. Wat is het verschil tussen een bijvoeglijke bijzin en een bijvoeglijke bepaling?
5. Wat zijn de kenmerken van een beknopte bijzin?
6. Wat gaat er mis bij een foutief beknopte bijzin? 

Maak vervolgens de volgende opdrachten
- Grammatica blok 1: paragraaf 1.3 + 1.4 
- Grammatica blok 2: paragraaf 2.4, 
- Grammatica blok 5: paragraaf 5.3 en 5.4 

Slide 8 - Slide

Wat gebeurt hier? 
  • Alex houdt van kauwgom en Louise ook. 
  • Robert houdt van lezen en Stijn ook. 
  • Alex houdt van kauwgom en Louise houdt ook van kauwgom. 
  • Robert houdt van lezen en Stijn houdt ook van lezen. 

Slide 9 - Slide

Samentrekking
In het tweede deel van een nevenschikking worden eerder genoemde woorden weggelaten. 
  • Alex houdt van kauwgom en Louise ook. 
  • Alex houdt van kauwgom en Louise houdt ook van kauwgom. 

Slide 10 - Slide

Bedenk zelf een zin waarbij sprake is van samentrekking

Slide 11 - Open question

Soms gaat het niet goed... 
  • Dit boek kost vijftien euro en wil ik kopen.
  • Marinde heeft hoofdpijn en een blessure aan haar pols opgelopen.
  • Axel bracht Bente zaterdagmiddag na het werk naar huis en de rest van het weekend luierend op de bank door.

Slide 12 - Slide

Dit boek kost vijftien euro en wil ik kopen.
  • Dit boek is in de eerste zin het onderwerp en in de tweede zin het lijdend voorwerp. 
  • Omdat Dit boek in de tweede zin een ander zinsdeel is, mag je Dit boek in de tweede zin niet weglaten.
  • Zin 1 is een foutieve samentrekking.
  • De zin moet luiden: Dit boek kost vijftien euro en ik wil het kopen.

Slide 13 - Slide

Marinde heeft hoofdpijn en een blessure aan haar pols opgelopen.
  •  In beide zinnen is Marinde het onderwerp. Je mag Marinde in de tweede zin dus weglaten.
  • In de eerste zin is heeft een zelfstandig werkwoord, maar in de tweede zin een hulpwerkwoord.
  • Omdat heeft in de tweede zin tot een andere woordsoort behoort, mag je heeft in de tweede zin niet weglaten.
  • Zin 2 is een foutieve samentrekking.
  • De zin moet luiden: Marinde heeft hoofdpijn en heeft een blessure aan haar pols opgelopen.

Slide 14 - Slide

Axel bracht Bente zaterdagmiddag na het werk naar huis en de rest van het weekend luierend op de bank door.
  •  In de tweede zin heeft Axel dezelfde grammaticale functie (onderwerp) als in de eerste zin. Dit woord mag weggelaten worden.
  • In de eerste zin heeft brengen een andere betekenis dan in de tweede zin: iemand naar huis brengen is iemand naar huis begeleiden, tijd doorbrengen is tijd besteden.
  • Zin 3 is een foutieve samentrekking.
  • De zin moet luiden: Axel bracht Bente zaterdagmiddag na het werk naar huis en bracht de rest van het weekend luierend op de bank door.

Slide 15 - Slide

Foutieve samentrekking
Het weggelaten woord of de weggelaten woordgroep moet in allebei de zinnen:
  • bij zinsontleding hetzelfde zinsdeel zijn (grammaticale functie);
  • bij woordsoortbenoeming dezelfde woordsoort zijn (grammaticale functie);
  • dezelfde grammaticale vorm hebben (ev of mv)
  • dezelfde betekenis hebben; 


Slide 16 - Slide

Hetzelfde zinsdeel/ dezelfde woordsoort
Marinde heeft hoofdpijn en een blessure aan haar pols opgelopen.
  • heeft = zelfstandig werkwoord
  • heeft = hulpwerkwoord 
Goed is: Marinde heeft hoofdpijn en heeft een blessure aan haar pols opgelopen.



Slide 17 - Slide

Dezelfde grammaticale vorm
Er wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.
  • 1 verkeersdrempel vs meerdere huizen
Goed is: Er wordt een verkeersdrempel aangelegd en er worden huizen gebouwd. 

Slide 18 - Slide

Dezelfde betekenis
  • Hij timmerde een bed voor zijn dochter in elkaar en daarna zijn gehate schoonzoon. 
  • Twee soorten 'timmeren'
  • Goed is: Hij timmerde een bed voor zijn dochter in elkaar en daarna timmerde hij zijn gehate schoonzoon in elkaar. 

Slide 19 - Slide

Beknopte bijzin 
De kenmerken van een beknopte bijzin zijn:

het onderwerp ontbreekt;
de persoonsvorm ontbreekt;
er is een deelwoord (voltooid of onvoltooid), of een combinatie te + infinitief aanwezig.

Slide 20 - Slide

Foutief beknopte bijzin 
Bij een verkeerd aansluitende beknopte bijzin is het denkbeeldige onderwerp niet hetzelfde als het onderwerp van de hoofdzin.


Slide 21 - Slide

Foutief beknopte zin 
  • Na een lange strandwandeling gemaakt te hebben smaakte de warme chocomel ons erg lekker.
  • Onderwerp hoofdzin?
  1. de warme chocomel
  • Denkbeeldige onderwerp beknopte bijzin? 
  1. we
  • Nadat we een lange strandwandeling gemaakt hadden, smaakte de warme chocomel ons erg lekker.

Slide 22 - Slide

Opdracht
Welke woorden zijn in de B-zinnen weggelaten? Vul ze in.

A Die atleet heeft een snelle tijd gelopen en hij mag naar het WK.
B Die atleet heeft een snelle tijd gelopen en mag naar het WK.

A Noël en Mats hebben samen huiswerk gemaakt en Noël en Mats hebben daarna nog even gegamed.
B Noël en Mats hebben samen huiswerk gemaakt en daarna nog even gegamed.

A Wij hebben macaroni gegeten en wij hebben ook yoghurt met muesli gegeten.
B Wij hebben macaroni gegeten en ook yoghurt met muesli.

Slide 23 - Slide

Opdracht
Die docent geeft niet alleen aardrijkskunde, maar die docent geeft ook maatschappijleer.
Zoë wil eerst een wereldreis maken en daarna wil Zoë voor dierenarts studeren.
Thisbe vindt softijs het lekkerste ijs dat er is, maar Hayat vindt softijs niet het lekkerste ijs dat er is.
Op de school van mijn broertje is op hoofdluis gecontroleerd en op de school van mijn broertje heeft men daarbij hoofdluis aangetroffen.

Slide 24 - Slide

Opdracht
Victor is erg populair en uitgenodigd voor Melles feest.
Welke woorden zijn weggelaten in bovenstaande samentrekking?
Wat is het onderwerp van de eerste hoofdzin en wat is het onderwerp van de tweede hoofdzin?
Wat voor woordsoort is is in de eerste hoofdzin en wat voor woordsoort is het weggelaten is in de tweede hoofdzin?
Wat kun je zeggen over de samentrekking?

Slide 25 - Slide

Opdracht

a. Die oorlogsfotograaf is erg voorzichtig, maar toch vorige week door rebellen ontvoerd.
b. Mijn neefje is vandaag jarig en heb ik een leuke kaart gestuurd.
c. De docent heeft de toetsen gisteren nagekeken en de cijfers meteen aan ons doorgegeven.

Slide 26 - Slide

Aan de slag! 
Maken: opdracht 7.1 + 7.2 (blok 4 grammatica)
Blok 5 grammatica paragraaf 5.5. 

Slide 27 - Slide

Wat is een samentrekking?

Slide 28 - Open question

Wat is een foutieve samentrekking?

Slide 29 - Open question