This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Afsluiting licht
Slide 1 - Slide
lichtstralen
een lichtstraal is altijd een rechte lijn.
Slide 2 - Slide
Randstralen
= Lichtstralen
Zichtlijnen
GEEN lichtstralen
Slide 3 - Slide
lichtstraal
teruggekaatste lichtstraal tekenen.
Slide 4 - Slide
Lichtstralen
Slide 5 - Slide
Lichtspectrum
Slide 6 - Slide
Verdiepend: lichtspectrum
Slide 7 - Slide
Is een rode tomaat altijd rood of een gele banaan altijd geel?
Voorwerpen kaatsen licht terug, maar alleen de eigen kleur. Daardoor zie je bijvoorbeeld de groene kleur van gras omdat alleen de groene kleur uit het lichtspectrum terugkaatst.
Slide 8 - Slide
Spiegelwet
Slide 9 - Slide
Spiegelwet
Slide 10 - Slide
Spiegelbeeld
Spiegelbeeld is een virtueel beeld (niet echt)
Voorwerpafstand = afstand van beeld tot spiegel
Beeldafstand = afstand van spiegelbeeld tot spiegel
Voorwerpafstand = beeldafstand
Slide 11 - Slide
Spiegelbeelden zien
Spiegelbeeld:
Virtueelbeeld wat achter de spiegel is niet echt.
Slide 12 - Slide
InfraRood en UltraViolet
Slide 13 - Slide
Positieve en negatieve lenzen
positieve: bolle lenzen --> werken convergerend
negatieve: holle lenzen --> werken divergerend
Slide 14 - Slide
Positieve lenzen:
Deze zijn in het midden het
dikst en hebben een vergrotende werking (bolle lenzen).
Slide 15 - Slide
Negatieve lenzen:
In midden dunst en hebben een verkleinende werking (holle lenzen).
Slide 16 - Slide
Lenzenformule
Met behulp van constructie kun je de beeldafstand, voorwerpafstand of brandspuntsafstand van een lens bepalen.
Slide 17 - Slide
Hoofdstuk 5 P3
De drie constructie lijnen kan je dus gebruiken om een beeld te maken
Slide 18 - Slide
Bijziend
Verziend
Holle lenzen
Bolle lenzen
Basisstof 3 - Ogen
Slide 19 - Slide
Accommoderen (scherp stellen)
Slide 20 - Slide
Bijziendheid
2
4
3
5
1
Slide 21 - Slide
Bijziendheid
1
Slide 22 - Slide
Verziendheid
2
1
Slide 23 - Slide
Verziendheid
2
4
3
5
1
Slide 24 - Slide
Aan het werk! NOVA
Wat? 5.4 Oog en bril - opdrachten 1 t/m 14
Waar? in het boek. vanaf blz 51
In Somtoday staat het huiswerk
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman.
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je.
Klaar? Test Jezelf!
timer
20:00
Slide 25 - Slide
Leerdoelen 5.4: Oog en bril
Behaald?
Je kunt zeven onderdelen van een oog benoemen. R
Je kunt beschrijven hoe je ogen een beeld vormen. R
Je kunt de functie toelichten van het netvlies, de oogzenuw, de iris en de pupil. R
Je kunt beschrijven hoe je ogen scherpstellen op voorwerpen dichtbij en in de verte. T1
Je kunt uitleggen wat bijziendheid is en hoe je deze afwijking kunt corrigeren. T1
Je kunt uitleggen wat verziendheid is en hoe je deze afwijking kunt corrigeren. T1
Slide 26 - Slide
Is dit oog bijziend of verziend?
A
Bijziend
B
Verziend
Slide 27 - Quiz
Wat voor een bril heb je nodig als je verziend bent?
A
Een leesbril
B
Een bril met een positieve lens
C
Een bril met een negatieve lens
Slide 28 - Quiz
Sleep de juiste namen naar de juiste plaatsen van het oog.
iris
pupil
hoornvlies
lens
netvlies
oogzenuw
Slide 29 - Drag question
Welke lichtstraal is een divergerende lichtstraal?
Slide 30 - Open question
Bijziend Verziend
veraf goed zien
beeld achter het netvlies
dichtbij goed zien
beeld valt voor het netvlies
hole lens nodig
bolle lens nodig
Slide 31 - Drag question
Wat gebeurt er met zichtbaar licht dat op een zwart gordijn valt?
A
Het wordt doorgelaten
B
Het wordt geabsorbeerd
C
Het wordt weerkaatst
Slide 32 - Quiz
Waaruit bestaat wit licht?
A
Geen enkele kleur.
B
Alle kleuren van de regenboog.
C
Wit licht bestaat niet
D
Dat kan verschillend zijn
Slide 33 - Quiz
De schaduw aan de linker en rechterkant noem je
A
Kernschaduw
B
Lichtschaduw
C
Halfschaduw
D
Randstralen
Slide 34 - Quiz
Wat houdt de spiegelwet in?
A
Hoek van inval = van de normaal af
B
Hoek van inval = naar de normaal toe
C
Hoek van reflectie = naar de normaal toe
D
Hoek van inval = hoek van terugkaatsing
Slide 35 - Quiz
Een spiegelbeeld is een virtueel beeld. Wat betekent ‘virtueel beeld’?
A
Het beeld bestaat alleen in de spiegel.
B
Het beeld is gelijk aan de werkelijkheid.
C
Het beeld is verkleind en staat op zijn kop.
D
Het beeld is zichtbaar op een scherm.
Slide 36 - Quiz
[53] Welke kleur heeft het filter bij B?
A
Wit filter
B
Zwart filter
C
Rood filter
D
Paars filter
Slide 37 - Quiz
wat gebeurt er met de kleuren licht die niet door een filter worden doorgelaten?
A
deze worden door het filter weerkaatst
B
deze worden door het filter geabsorbeerd
C
deze krijgen de zelfde kleur als het filter
Slide 38 - Quiz
Zwarte voorwerpen absorberen licht:
A
heel goed en blijven daardoor lang koel.
B
heel goed en worden daardoor snel warm.
C
heel slecht en blijven daardoor lang koel.
D
heel slecht en worden daardoor snel warm.
Slide 39 - Quiz
Welke 2 soorten licht van het spectrum kunnen we niet zien?
A
We kunnen alle soorten licht zien.
B
IR en UR
C
IR en UV
Slide 40 - Quiz
Welke straling voel je als warmte?
A
Infrarode straling
B
UV straling
C
UV + Infrarode straling
D
Zichtbaar licht
Slide 41 - Quiz
Wat is een Infrarood lamp?
A
Een lamp om bruine huid van te krijgen
B
Een lamp om warmte mee te geven
C
Een lamp om mee te spiegelen
D
Een lamp om zwart licht mee te schijnen
Slide 42 - Quiz
Zie de lenzen hiernaast.
A
Beiden zijn positief.
B
Beide zijn negatief.
C
A = positief en
B = negatief
D
A = negatief
B = positief
Slide 43 - Quiz
Welke lenzen zijn positieve lenzen? Er zijn meer antwoorden mogelijk.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 44 - Quiz
Om bij een bolle lens het beeld te construeren, moet je eerst de lichtstraal tekenen die door ....... van de lens gaat.
A
de bovenkant
B
de onderkant
C
het brandpunt
D
het midden.
Slide 45 - Quiz
Stappenplan en randvoorwaarden om beeld te construeren bij positieve lenzen.
Slide 46 - Open question
Stappenplan en randvoorwaarden voor het construeren van virtueel beeld.
Slide 47 - Open question
Verziend en bijziend
A
Verziend: ver onscherp en dichtbij onscherp
B
Bijziend: veraf scherp en dichtbij onscherp
C
Verziend: veraf onscherp en dichtbij scherp
D
Bijziend: veraf onscherp en dichtbij scherp
Slide 48 - Quiz
Een oogafwijking kan hersteld worden mbv bril of lenzen Welk oog (1 of 3) hoort bij iemand die moeite heeft met lezen? Is deze persoon dan verziend of bijziend? En met welke bril (A of B) kan zij toch weer goed lezen?