crisis



A-vragen
Is de ademweg vrij?


  • Zit er iets in de mond/keelholte? (voorwerp/bloed/braaksel)
  • Zijn er bijgeluiden als de patiënt ademt? (stikken/verslikken(niet) bedreigde stridor)
  • Kwijlt de patient?
  • bij een baby is het neusje vrij?
1 / 39
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson



A-vragen
Is de ademweg vrij?


  • Zit er iets in de mond/keelholte? (voorwerp/bloed/braaksel)
  • Zijn er bijgeluiden als de patiënt ademt? (stikken/verslikken(niet) bedreigde stridor)
  • Kwijlt de patient?
  • bij een baby is het neusje vrij?

Slide 1 - Slide


B -vragen
Is de ademhaling aanwezig?
  • Is de ademhaling aanwezig?
  • Is er een hoorbare ademhaling?(reutelen/piepen)
  • Kan de patiënt spreken? (kreunen/kortademig/woorden/zinnen)
  • Is er sprake van extra ademarbeid?( schouders optrekken/neusvleugelen (baby)/intrekkingen van de borstkas)

Slide 2 - Slide



C-vragen
Is er sprake van een probleem in de circulatie?

  • Is er sprake van een uitwendige bloeding?(gering/matig/hevig)
  •  Wat is de kleur van de huid/gelaat? ( grauw/bleek/blauw/gemarmerd)
  • zijn er vegetatieve verschijnselen?(klam/transpieren/koud/braken/misselijk/gevoel van flauwvallen)
  • Heeft de patiënt een snelle pols?
  • Heeft de patiënt overmatig vochtverlies?(braken/diarree)
  • .Bij een baby of kwetsbare oudere/patiënt: wanneer was de laatste urineproductie/natte luier?

Slide 3 - Slide


D-vragen
Is de patiënt bij bewustzijn?
  • AVPU
Alert
Verbale reactie op aanspreken
Reactie op Pijnprikkel(aanschudden)
Geen reactie: Unresponsive.
  • Is de patiënt aanspreekbaar? (adequaat/verward/ander gedrag dan normaal)

Slide 4 - Slide


E-vragen
Zijn er bedreigende omgevingsfactoren?


  • Is er sprake van  onderkoeling/beklemming/rook
/koolmonoxide?
  • Is de omgeving veilig? 

Slide 5 - Slide

Bedreigde A
  • Stikt
  • Heeft zich verslikt en is benauwd
  • Kan speeksel niet inslikken
  • Ziet blauw
  • Onrust /doodsangst
  • Ernstig benauwd: spreekt hortend en stotend - paar woorden-geen volzinnen
  • Hoorbare ademhaling - bij inademen

Slide 6 - Slide

Bedreigde B
  • Ademt niet
  • Snelle ademhaling
  • Trekt schouders op bij ademen
  • Neusvleugelen
  • Ziet blauw
  • Vooral bij kinderen:
Intrekking van de borstkas bij ademen
Kreunende ademhaling
  • Rustig kind na kortademigheid
  • Ernstig benauwd: spreekt hortend en  stotend - paar woorden
  • Hoorbare ademhaling - bij uitademen
  • Snelle ademhaling

Slide 7 - Slide

Bedreigde C
  • Reageert niet (alert)
  • Bloedverlies: niet te stelpen
  • Snelle pols
  • Koud / klam . transpireren
  • Huid: blauw / lijkbleek / gemarmerd
  • (bloeddruk)
  • Stoornis in de C is niet waarschijnlijk maar wel bij:
  • Bloedverlies (bloedbraken / opgeven / rectaal)
  • Snelle pols
  • Zwart voor ogen
  • Gevoel van bewustzijn te verliezen

Slide 8 - Slide

Bedreigde D
  • Reageert niet / niet te wekken
  • Niet alert: suf / verward / verminderd aanspreekbaar
  • Verlamming (gelaat op ledenmaten) / spraakstoornis: - Acuut ontstaan (korter dan 4,5 uur)
  • Verward /suf

Slide 9 - Slide

Bedreigde E
  • Paniek
  • Geweldsdreiging
  • Suïdidaal
  • Rook / giftige dampen / hitte of andere bedreigende omgevingsfactoren
  • Ondertemperatuur (< 35 °C)
  • Paniek
  • Dreigement zelfverwonding
  • Melding: "Ik maak er een eind aan"
  • Rook et cetera
  • Ondertemperatuur (< 35 °C)

Slide 10 - Slide

Stikt
A
A
B
C
C
B
D
D

Slide 11 - Quiz

Hevige bloedverlies
A
C
B
A
C
B
D
D

Slide 12 - Quiz

paniek
A
E
B
B
C
C
D
A

Slide 13 - Quiz

VERLAMMING, (GELAAT OF LEDEMATEN), SPRAAKSTOORNIS ACUUT ONSTAAN, KORTER DAN 4.5 UUR
A
B
B
A
C
D
D
E

Slide 14 - Quiz

NIET ALERT; SUF/VERWARD/VERMINDERD AANSPREEKBAAR
A
C
B
B
C
E
D
D

Slide 15 - Quiz

ADEMT NIET
A
C
B
B
C
D
D
E

Slide 16 - Quiz

REAGEERT NIET
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 17 - Quiz

KAN SPEEKSEL NIET INSLIKKEN
A
E
B
C
C
B
D
A

Slide 18 - Quiz

HEEFT ZICH VERSLIKT EN IS BENAUWD
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 19 - Quiz

GEWELDSDREIGING
A
A
B
B
C
E
D
D

Slide 20 - Quiz

NEUSVLEUGELEN
A
D
B
B
C
C
D
E

Slide 21 - Quiz

ERNSTIG BENAUWD:SPREEKT HORTEND/PAAR WOORDEN
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 22 - Quiz

KREUNENDE ADEMHALING(VOORAL BIJ KINDEREN)
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 23 - Quiz

KLAM/KOUD/TRANSPIREREN
A
E
B
C
C
B
D
D

Slide 24 - Quiz

SUICIDAAL
A
A
B
E
C
C
D
D

Slide 25 - Quiz

Meer risico op hartproblemen door:

- Roken
- Overgewicht
- Stress
- Erfelijkheid

Slide 26 - Slide

Hartstilstand
Bij een hartstilstand stopt het hart met kloppen. Je raakt dan bewusteloos. Na 4 tot 6 minuten raken je hersencellen beschadigd. Daarna ook de rest van de organen.

Slide 27 - Slide

AED
Een AED is een apparaat dat het hart een schok kan geven. Hierdoor kan het hart weer gaan kloppen. Er zit een stem in die precies vertelt wat je moet doen. 

Een AED hangt vaak bij scholen, supermarkten en andere openbare plekken.

Slide 28 - Slide

Stap 1: Controleer het bewustzijn

Vraag of het gaat en druk eens op de schouders. Krijg je geen reactie? Dan is de persoon buiten bewustzijn.

Blijf bij het slachtoffer en roep om hulp.

Slide 29 - Slide

Stap 2: Controleer de ademhaling

Kantel het hoofd naar achteren. Kijk, luister en voel of de persoon ademt. 

Ademt de persoon niet of hapt hij naar adem? Ga dan verder naar de volgende stap.

Slide 30 - Slide

Stap 3: Bel 112
Bel 112, zet je telefoon op de luidspreker en leg hem naast je neer. Zo kun je luisteren en helpen tegelijkertijd.

Zet de mensen om je heen aan het werk. Laat ze een AED halen of de plek vrijhouden.

Slide 31 - Slide

Stap 4: Geef borstcompressies
Druk met je handen het borstbeen 6 cm in. Herhaal dit 30 keer in het tempo van het kinderliedje "hoedje van papier".

Het klinkt gek: maar zing desnoods mee.

Slide 32 - Slide

Stap 5: Beademen
Na de borstcompressies kantel je het hoofd naar achteren, knijp je de neus dicht en beadem je de persoon zodat de borst omhoog gaat. Daarna houd je je oor bij de mond om te luisteren of hij uitademt.

Doe dit twee keer en geef daarna weer 30 borstcompressies.

Slide 33 - Slide

Stap 6: AED
Als er een AED is, ontkleed je het bovenlichaam. Plak de stickers zoals aangegeven. De AED gaat dan aan en vertelt wat je moet doen.

Slide 34 - Slide

Je hebt een verhoogd risico op hartproblemen als je..
A
Doof bent
B
Strakke kleren draagt
C
Veel sport
D
Rookt

Slide 35 - Quiz

Alleen dikke mensen kunnen een hartstilstand krijgen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Hoe lang duurt het bij een hartstilstand tot je hersenschade oploopt?
A
1 minuut
B
2 tot 4 minuten
C
4 tot 6 minuten
D
10 minuten

Slide 37 - Quiz

Hoeveel borstcompressies moet je geven bij het reanimeren?
A
10
B
20
C
30
D
40

Slide 38 - Quiz

Als je geen AED hebt, kun je een strijkijzer gebruiken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz