Repaso Parte 1 - 4 feb

Hola, ¿Qué tal?
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Hola, ¿Qué tal?

Slide 1 - Slide

Repaso de las frases y la gramática: Deel 1
4 februari
Herhaling van leerjaar V1
  • We beginnen met een repaso (herhalingsoefeningen) om je kennis op te frissen van Capítulos 1, 2, en 3  van Paso Adelante, van vorig schooljaar.
      
  • Maak de opdrachten op de volgende slides.
  • Kun je de vraag niet meteen beantwoorden? Geen ramp, zoek  je antwoord op in het grammaticaoverzicht  en de Frases claves in Classroom!
  • Maak deze LessonUp Deel 1 helemaal af, want voor Deel 1 (4 feb) + Deel 2 (5 feb) word je beoordeeld met  O, V of G


Slide 2 - Slide


NÚMEROS - getallen
Herhaal de getallen van 1 tot 100 voor de vragen komen.  Klik op de video:

Slide 3 - Slide

Welke getallen hoor je? Klik op de audio:

A
3 - 15 - 48 - 0
B
13 - 5 -28 - 0
C
13 - 25 - 48 - 0
D
3 - 15 - 28 - 0

Slide 4 - Quiz

Hoe schrijf je 57 in het Spaans?
(schrijf op in letters)

Slide 5 - Open question

Hoe schrijf je 44 in het Spaans?
(schrijf op in letters)

Slide 6 - Open question

Hoe schrijf je 100 in het Spaans?
(schrijf op in letters)

Slide 7 - Open question

Hoe schrijf je 23 in het Spaans?
(schrijf op in letters)

Slide 8 - Open question

Hoe schrijf je 91 in het Spaans?
(schrijf op in letters)

Slide 9 - Open question

Hoe schrijf je 13 in het Spaans?
(schrijf op in letters)

Slide 10 - Open question


INTERROGATIVOS - vraagwoorden 
Hierna komt een sleepvraag.  
Zoek de juiste betekenissen bij elkaar: 
sleep de blauwe bolletjes op de rode.

Slide 11 - Slide

Sleep het Spaanse woord naar de juiste vertaling!  
wanneer?
waarom?
waar vandaan?
hoeveel
welke?
waar?
waarheen?
hoe?
wat?
wie?
¿Cuánto?
¿Cómo?
¿Qué?
¿Quién?
¿Cuándo?
¿Cuál?
¿Adónde?
¿Dónde?
¿De dónde?
¿Por qué?

Slide 12 - Drag question

Welk vraagwoord past in deze zin?

¿ _____________ años tienes?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuántos
D
Dónde

Slide 13 - Quiz

Welk vraagwoord past in deze zin?

¿ _____________ te llamas?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde

Slide 14 - Quiz

Welk vraagwoord past in deze zin?

¿ _____________ te llamas?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde

Slide 15 - Quiz

Welk vraagwoord past in deze zin?

¿ _____________ cuestan las patatas?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde

Slide 16 - Quiz

PRONOMBRES PERSONALES - 
persoonlijke voornaamwoorden
In het Nederlands:
ik
jij
hij / zij / u
wij
jullie
zij
En:   u meervoud

Slide 17 - Slide

Maak de juiste combinaties: sleep het blauwe bolletje op rode!
vosotros
nosotros
elllos
yo
ustedes
él
usted
ella
zij
jij
ik
hij
u (meervoud)
zij (meervoud)
jullie
wij
u (enkelvoud)

Slide 18 - Drag question

VERBOS - Werkwoorden
Op de volgende slides komen vragen
over de werkwoordsvervoegingen.

Weet je nog? 
er zijn 3 regelmatige vervoegingen:  
werkwoorden met infinitief op -ar, -er, - ir

Eerst krijg je een uitlegfilmpje, dan de vragen ...

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Kies de juiste vervoeging:
Alberto _______________ en Madrid.
A
vivo
B
vives
C
vive
D
vivir

Slide 21 - Quiz

Kies de juiste vervoeging:
Mi padre no _______________ español.
A
hablar
B
habla
C
hablara
D
hablamos

Slide 22 - Quiz

Kies de juiste vervoeging:
¿Vosotros _______________ tomates?
A
comer
B
come
C
comemos
D
coméis

Slide 23 - Quiz

FIN
Dit was deel 1,
morgen ga je deel 2 van de Repaso maak


¡ HASTA MAÑANA!

Slide 24 - Slide