Het meervoud van mensen en dingen (2)

Meervoud
het kopje - de kopjes
de tafel - de tafels
de bezem - de bezems
de jongen - de jongens
de letter - de letters
de vakantie - de vakanties
Na -e, -el, -em, -er en -ie is het meervoud -s
1 / 5
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 5 slides, with text slides.

Items in this lesson

Meervoud
het kopje - de kopjes
de tafel - de tafels
de bezem - de bezems
de jongen - de jongens
de letter - de letters
de vakantie - de vakanties
Na -e, -el, -em, -er en -ie is het meervoud -s

Slide 1 - Slide

de opa - de opa's
de taxi - de taxi's
de auto - de auto's
de paraplu - de paraplu's
de baby - de baby's

Na -a, -i, -o, -u en -y is het meervoud 's

Slide 2 - Slide

meer voorbeelden:
het kalfje - drie kalfjes
het meisje - vier meisjes
het varken - twee varkens
de lepel - drie lepels
de vinger - tien vingers
de nagel - tien nagels
de oma - de oma's 
de collega - de collega's
de euro - de euro's
de agenda - de agenda's
de foto - de foto's

Slide 3 - Slide

oefening 18 p31. 
Zet de woorden in het meervoud in je schrift. 

1. het jasje - mooie
2. het meisje - twee
3. de tafel - twee
4. het kopje - vier
5. de bakker - meer 
6. de bezem - twee 
7 de deken - veel
8. het huisje - tien
9. de vakantie - drie
10. de letter - veel 
oefening 19 p32. 
Maak het meervoud.

 1. de taxi - twee
2. de auto - drie
3. de euro - twee
4. de paraplu - meer
5. de opa - twee
6. de oma - twee
7. de baby - veel
8. de collega - zes
9. de agenda - twee
10. de foto - tien

Slide 4 - Slide

oefening 20 p32. 
Wat is het meervoud?
1. de tas - twee
2. de naam - twee
3. de muis- twee
4. de pit - twee
5. het oog - twee
6. het mes - twee
7. de kat - twee
8. de rat- twee
9. de pen- twee
10. de ster- twee
11. de bel- twee
12. de steel- twee
13. de fles- twee
14. de paal- twee
15. de regel- twee
UITZONDERINGEN (niet gewoon)
de volgende meervoudsvormen zijn NIET volgens de regels. 
Leer ze uit je hoofd!
de stad - de steden
het schip - de schepen
het lid - de leden
de weg - de wegen

de dag - de dagen
het dak - de daken
het glas - de glazen
het gat - de gaten

de oom - de ooms
de broer - de broers
de zoon - de zoons
het kind - de kinderen
het ei - de eieren

Slide 5 - Slide