2V2 - 3.4 Schrijven en formuleren - betoog deel 1

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


Je hebt en blok aan je been.
Je valt altijd met de deur in huis.

Slide 2 - Poll

Lesdoelen
1. Boekenclub
2. Creatief schrijven
3. Oefenvragenquizzz woorden en lezen
4. Een betoog schrijven


Slide 3 - Slide

Verhaalanalyse

Slide 4 - Slide

Die avond wachtte Sascha een grote verrassing. 
Schrijf een verhaal van maximaal twee alinea's dat begint met de zin:
'Die avond wachtte Sascha een grote verrassing.' Bedenk of de ontwikkeling positief of negatief is. Denk aan spanning in het verhaal. 

Schrijf vrijuit, dus let even niet op zinsbouw en spelling.

Klaar? Laat je verhaal door een klasgenoot lezen.
Kan je tips bedenken om het verhaal van je klasgenoot te verbeteren?






Slide 5 - Slide

§3.3 Lezen en §3.5 Woorden
De oefenvragenquizzzzz

Slide 6 - Slide

Wat is het belangrijkste tekstdoel van een betogende tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren, aansporen tot handelen
D
amuseren

Slide 7 - Quiz

Wat is een signaalwoord van een tegenstellend tekstverband?
A
ten eerste
B
toch
C
want
D
daarna

Slide 8 - Quiz



Wat betekent 'een tegenstellend verband'?
A
In tekstgedeelten wordt iets verteld wat helemaal niet waar is.
B
In tekstgedeelten wordt een rijtje opgenoemd van dingen die bij elkaar horen.
C
In stukken tekst wordt iets gezegd dat tegenvalt.
D
In stukken tekst worden dingen genoemd die het tegenovergestelde zijn.

Slide 9 - Quiz


Wat doe je bij de 'kritisch lezen'?
A
De tekst snel doorlezen en een beeld krijgen waar het over gaat.
B
De tekst niet lezen en alleen kijken naar de titel en tussenkopjes.
C
De tekst lezen, lettend of deze betrouwbaar is en objectief is geschreven.
D
De tekst zo lezen dat je het ook leert.

Slide 10 - Quiz

Bij welke signaalwoorden past een opsommend tekstverband?
A
ook, ten eerste, en, bovendien, vervolgens, ten slotte
B
maar, echter, integendeel, hoewel
C
bijvoorbeeld, zo, zoals, ter illustratie, te denken valt aan
D
want, doordat, daardoor, als gevolg van

Slide 11 - Quiz


Welk woord is GEEN samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
apetrots

Slide 12 - Quiz


Welk woord is een samenstelling?
A
kansrijk
B
hoopvol
C
belangrijk
D
hopelijk

Slide 13 - Quiz


Hoe vormen we nieuwe woorden met een afleiding?
A
Meerdere woorden combineren tot een nieuw woord
B
Een combinatie van een grondwoord met voor- en/of een achtervoegsel
C
Een combinatie van een woord met een voorvoegsel
D
Een combinatie van een grondwoord met een achtervoegsel

Slide 14 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een afleiding?


A
rugtas
B
boerin
C
kaasboer
D
tafelpoot

Slide 15 - Quiz

Griekse voor-achtervoegsels
Wat betekent 'anti' ?


A
milieu
B
groot
C
wetenschapper
D
tegen

Slide 16 - Quiz

Wat betekent macro?


A
klein
B
een, alleen, enkel
C
groot
D
aandoening

Slide 17 - Quiz

Wat betekent itis?


A
ontsteking
B
een, alleen, enkel
C
leven
D
teveel, overmatig

Slide 18 - Quiz

Wat betekent pathie?


A
geest
B
ver
C
god
D
aandoening, lijden, gevoel

Slide 19 - Quiz

Latijnse voor-achtervoegsels
Wat betekent 'anti' ?


A
tegen
B
voor
C
uitgang
D
binnen

Slide 20 - Quiz


Wat betekent 'hydra' ?


A
slecht, kwaad
B
leven
C
water
D
abnormaal

Slide 21 - Quiz


Wat betekent 'multi' ?


A
tegen
B
dis
C
weinig
D
veel

Slide 22 - Quiz


Wat betekent 'aqua' ?


A
voormalig
B
veel
C
water
D
geluid

Slide 23 - Quiz

Paragraaf 3.4 Schrijven en Formuleren

Slide 24 - Slide


Een betoog schrijven, blz. 187:
De lezer overtuigen van jouw mening met goede argumenten. Bijvoorbeeld in een filmrecensie, boekbespreking of opiniërend artikel.


Tekstopbouw betoog:
- Een pakkende titel
- Inleiding: onderwerp en mening
- Kern: argumenten, tegenargumenten, weerlegging
- Slot: conclusie, mening, samenvatting
- Woordkeus: duidelijk, stellig
- Gebruik signaalwoorden

Slide 25 - Slide








Betoog schrijven? Zet eerst jouw mening en argumenten in een blokjesschema. Je controleert op die manier of je argumenten aansluiten bij jouw mening.

Slide 26 - Slide

Zie ook het voorbeeld blokjesschema op bladzijde 188

Slide 27 - Slide

Taak week 4 en 5 opdracht 5 en 6

De schooltijden moeten worden aangepast aan het bioritme van de puber.

De stelling

Slide 28 - Slide

Wat?
§ 3.4 Schrijven: Lees de theorie en maak 1 t/m 4
Hoe?
Leerwerkboek
Hulp?
Boek, klasgenoot, Straver
Opbrengst?
Nu maken = klaar
Leerdoel
Betoog en blokjesschema
Klaar?
Taak week 4&5
Online Test jezelf 3.3 Lezen
Lezen - 
Maak een Quizlet met Griekse - Latijnse voor en achtervoegsels.

Slide 29 - Slide

Heb je wat geleerd?

Slide 30 - Slide

Wat is een blokjesschema?

Slide 31 - Slide