Debatteren les 1 en 2

Debatteren
Les 1

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Debatteren
Les 1

Slide 1 - Slide

Na deze les:

* Weet je wat een debat is
* Weet je wat argumenten zijn
* Weet je hoe je argumenten kunt vinden
* Kun je een sterk argument maken met AUB
* Heb je een ballondebat gevoerd of beoordeeld.

Slide 2 - Slide

Debat

  • Scherp geformuleerde stelling

  • Overtuigen jury

  • duidelijke regels

  • eindoordeel op basis van vooraf afgesproken criteria
Discussie

  • al pratend positie innemen


  • overtuigen gesprekspartner

  • geen regels

  • eindoordeel op basis van gevoel

Slide 3 - Slide

Het debat

Sprekers krijgen in een debat de tijd om hun mening toe te lichten. 
Het doel van een debat is om het publiek/de jury te overtuigen.
Het gaat dan niet om wie gelijk heeft, maar om wie het beste zijn mening kan onderbouwen / het overtuigendst is.

Een debat is een discussie met regels.

Slide 4 - Slide

Om te debatteren moet je kunnen argumenteren!

Slide 5 - Slide

Wat is een argument?
Een argument is een uitleg waarom je iets vindt.
Bijvoorbeeld: ‘Ik wil niet naar buiten omdat het regent’, of: ‘Het regent, daarom wil ik niet naar buiten.’ Het argument is dan: het regent.
Soms is het onduidelijk of iets een argument is of niet. Iets is meestal een argument als één van de volgende woorden in de zin zit:
omdat, want, daarom, dus, aangezien

Slide 6 - Slide

Sterke argumenten met AUB

In de volgende dia's vind je uitleg en opdrachten over AUB. Voor je hier mee aan de slag gaat bekijk je de volgende video.

AUB is hier geen Alstublieft maar.......

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Wat bereid je voor voor de volgende les?

Wil je beter argumenteren? Bekijk de video over het bedenken van argumenten.


Slide 9 - Slide

Het ballondebat
Neem een bekende Nederlander in gedachten. Schrijf die naam op in je werkboek/schrift.

Het is een heerlijke dag en iedereen geniet van het uitzicht. Maar dan gaat het helemaal mis! De ballon dreigt tegen de plaatselijke kerk aan te vliegen! Alle spullen zijn al overboord gegooid. Om snel op te stijgen moeten twee BN’ers overboord worden gegooid.
Maar wie?

Slide 10 - Slide

Voorbereiding en beargumenteren
* Iedereen krijgt nu vijf minuten om argumenten te verzinnen waarom de wereld niet zonder zijn/haar personage kan. Gebruik het AUB-model.

 

Slide 11 - Slide

Ronde 1
Vijf personen krijgen allemaal één minuut om te beargumenteren waarom hij/zij in de ballon moeten blijven.
Waarom is hij of zij onmisbaar?

Slide 12 - Slide

Stemming
Het publiek mag nu stemmen: De twee ballonvaarders met de meeste stemmen vallen helaas af, maar ontvangen natuurlijk een heel groot applaus van de klas en de andere ballonvaarders.

Slide 13 - Slide

Ronde 2 (facultatief of in les 2)
De drie overgebleven ballonvaarders krijgen vijf minuten om hun speech voor te bereiden; waarom moeten de ándere personages uit de ballon? Waarom kan de wereld prima zonder hen?
De spreektijd is wederom één minuut per ballonvaarder. In deze ronde moeten de ballonvaarders dus uitleggen waarom de ándere personages uit de ballon zouden moeten.

Slide 14 - Slide

Stemming en nabespreking
Alle toeschouwers krijgen één stem. Met deze stem geven zij aan welk personage het verdient om ín de ballon te blijven en wie de wereld dus niet hoeft te missen!

Wat was de tactiek van de winnaar; hoe dacht hij of zij het publiek voor zich te kunnen winnen? Wat vond het publiek goed aan ronde 2?

Slide 15 - Slide

Wat heb je geleerd?

* Je hebt kenmerken van debatteren bestudeerd.
* Je weet hoe je een sterk argument maakt met AUB.
* Je hebt een ballondebat gevoerd of beoordeeld.

Slide 16 - Slide

Wat bereid je voor voor de volgende les?
* Zorg ervoor dat je volgende les je werkboek bij je hebt.
* Bestudeer in je werkboek de stof die we deze les hebben behandeld.
* Wil je beter overkomen in een debat? Bekijk de video:

Slide 17 - Slide

Wat is een argument?
Benoem het argument in de volgende zinnen:
1. Ik ga morgen naar de bioscoop, want er draait een leuke film.
2. Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.
3. Niemand leest meer boeken, dus bibliotheken zijn overbodig.
4. Kinderen worden online soms gepest, daarom moeten ouders mee kunnen kijken op hun mobiel.

Slide 18 - Slide

Hoe bedenk je een argument?
Beantwoord 3 vragen(zie volgende dia's) bij de stelling:
Mobiele telefoons moeten op school verboden worden

Jij bent tegen deze stelling. Je vindt het dus een heel slecht idee dat mobiele telefoons verboden worden op school.

Slide 19 - Slide

Vraag 1: Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat niet erg of waarom lost de stelling het probleem niet op?

Slide 20 - Open question

Welk argument rolt nu uit het antwoord op vraag 1?

Slide 21 - Open question

Vraag 2: Wat zijn de nadelen van het verbieden van telefoons op school?

Slide 22 - Open question

Welk argument rolt er uit het antwoord op vraag 2?

Slide 23 - Open question

Vraag 3: Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling, goed voor deze mensen?

Slide 24 - Open question

Welk argument rolt er uit vraag 3?

Slide 25 - Open question

Hoe maak je een sterk argument?
Stelling:
Leerlingen die gemiddeld een 7 staan, moeten vrijstelling van lessen kunnen krijgen.
Je bent voor de stelling. Je vindt het een heel goed idee dat lln. die gemiddeld een 7 staan, vrijstelling krijgen.

Slide 26 - Slide

Vraag 1: Wat is het probleem in de ogen van de tegenstanders en is dat erg wat jou betreft?

Slide 27 - Open question

Welk argument rolt er uit vraag 1?

Slide 28 - Open question

Hoe geef je een goede uitleg bij een argument?
Stelling: Leerlingen die een 7 gemiddeld staan, mogen vrijstelling krijgen.

Slide 29 - Slide