Thema 2 week 2 voorzetsels

Voorzetsels 
Waar/wanneer 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voorzetsels 
Waar/wanneer 

Slide 1 - Slide

Welke voorzetsels ken je?

Slide 2 - Mind map

Hoe herken je een voorzetsel?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

waar
wanneer
In bed
Onder het bed
Vanaf het feest
Tijdens de les

Slide 5 - Drag question

klik het voorzetsel aan
'Ik zit in de boom.'
A
Ik
B
in
C
de
D
boom

Slide 6 - Quiz

Klik het voorzetsel aan
'Hij fietst naar het feest'
A
Fietst
B
het
C
feest
D
naar

Slide 7 - Quiz

Klik het voorzetsel aan
'Mia springt over het hek'
A
Mia
B
springt
C
over
D
het

Slide 8 - Quiz

Klik het voorzetsel aan
'Voor de deur ligt een deurmat'
A
de deur
B
voor
C
ligt
D
een

Slide 9 - Quiz

Ik vind voorzetsels herkennen makkelijk
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll

Hij staat ... de stoel te springen.
A
op
B
tijdens
C
naar
D
in

Slide 11 - Quiz

De burgemeester gaat ... het feest.
A
door
B
onder
C
naar
D
sinds

Slide 12 - Quiz

De fiets staat ... de kerk
A
op
B
tijdens
C
na
D
naast

Slide 13 - Quiz

... het bed hangt een poster.
A
In
B
Boven
C
Vanaf
D
Naar

Slide 14 - Quiz

Doel: m.b.v. 't Kofschip X de juiste schrijfwijze van werkwoorden in de verleden tijd bepalen

Slide 15 - Slide

De regel van 't kofschip x?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Wat is de verleden tijd?
A
Wij moesten.
B
Wij moeten.

Slide 18 - Quiz

De meisjes lachen om de film.
Wat is de verleden tijd van lachen?
A
lachden
B
lachten
C
lachdden
D
lachtten

Slide 19 - Quiz

Wat is de goede verleden tijd? openen
A
opende
B
opente

Slide 20 - Quiz

Wat is de goede verleden tijd?
knippen
A
knipde
B
knipte

Slide 21 - Quiz

Wat is de goede verleden tijd?
voetballen
A
voetbalde
B
voetbalte

Slide 22 - Quiz

Wat is de goede verleden tijd?
vieren
A
vierte
B
vierde

Slide 23 - Quiz

Maak nu in je boek 
blz. 47 nr. 2
blz. 49 nr. 2

Succes!

Slide 24 - Slide