Je kunt de overgang tussen de voor- en nadelen herkennen aan signaalwoorden die een tegenstelling aangeven: enerzijds, anderzijds, aan de ene kant, aan de andere kant, daarentegen, daar staat tegenover, maar en toch.
Signaalwoorden die een samenvatting of herhaling aangeven zijn: samengevat, kortom, al met al, terugblikkend, zoals gezegd, ofwel/ oftewel, anders gezegd, het komt erop neer dat.