This lesson contains 10 slides, with text slides.
WG: persoonsvorm en alle andere werkwoorden in de zin.
In sommige zinnen wordt aan het of te gebruikt. Dan horen aan het en te ook bij het werkwoordelijk gezegde.
Voorbeeld: Julia is haar huiswerk aan het maken.
wg wg
Voorbeeld: Julia probeert niet zo hard te praten
wg wg
Het onderwerp zegt wie of wat de handeling uitvoert.
Onderwerp en persoonsvorm horen bij elkaar (zinskern).
- ze staan allebei in het enkelvoud of in het meervoud
- ze staan meestal naast elkaar
Het onderwerp kun je op twee manieren vinden:
- Je stelt de vraag wie/wat + wg?
- Je doet de onderwerpsproef: verander de pv van enkelvoud naar meervoud
of andersom