Verpleegkunde theorie blok 1.1, les 4, voeding en vocht

Verpleegkunde theorie, blok 1.1, week 4
1 / 31
next
Slide 1: Slide
verpleegkunde theorieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Verpleegkunde theorie, blok 1.1, week 4

Slide 1 - Slide

Wat moet er nog vanuit de vorige les?

Slide 2 - Slide

Moet de stof uit de vorige les alsnog behandeld worden of hebben jullie dit als klas zelf voldoende aan bod kunnen laten komen?

Slide 3 - Open question

Voeding en vocht

Slide 4 - Slide

Visie op zorg:
Professionaliteit en kritische beroepshouding
  • Professionaliteit houdt in dat de verpleegkundige te allen tijde bereid en in staat is om gemaakte keuzen toe te lichten en te onderbouwen. (Bron: Beroepsprofiel verpleegkundige 2020, V&VN)
  • Een belangrijke taak van de verpleegkundige is om zich te blijven informeren over de laatste ontwikkelingen in het vak, de politiek en de maatschappij, zodat zij onderbouwde keuzes kan blijven maken.

Slide 5 - Slide

Kritische beroepshouding
Het kunnen toelichten en onderbouwen van gemaakte keuzes vraagt om een kritische beroepshouding
  • Wat is het bewijs voor de aangedragen informatie? 
  • Zijn de bronnen van de informatie betrouwbaar? 
  • Hoe draagt de informatie bij aan onderbouwing van je professioneel verpleegkundig handelen? 
  • Is deze werkelijk passend voor de individuele zorgvrager in het individuele zorgmoment?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Voeding
Voeding zorgt voor de opbouw en het herstel van het lichaam, levert energie en regelt alle lichaamsprocessen.

Slide 8 - Slide

Opbouw en herstel
  • Verlies van stoffen via uitscheiding
  • Aanvulling van stoffen door inname zodat opbouw plaats kan vinden (skelet, spieren en andere weefsels)

Slide 9 - Slide

Energie leveren
  • Energie in het lichaam  wordt voor 10 tot 15% geleverd door eiwitten, 30 tot 35% door vetten en 50 tot 55% door koolhydraten. 
  • De hoeveelheid energie die een voedingsstof levert, wordt uitgedrukt in kilojoules (kJ) per gram. Vroeger gebruikte men hiervoor kilocalorieën (kcal). Eén kilocalorie is de hoeveelheid energie die nodig is om één liter water één graad Celsius te verwarmen. Eén kcal komt overeen met 4,2 kJ. 
  • Het energieverbruik voor de inwendige arbeid(ademhaling, kloppen van het hart, etc)  wordt het basale metabolisme (BM)of de grondstofwisseling genoemd.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Regelen van lichaamsprocessen
voedsel

eiwitten, vitmines, mineralen

hormonen, enzymen, afweerstoffen


Slide 12 - Slide

Vocht
  • Bouwstof
  • Oplosmiddel, transportmiddel
  •  Warmte regulatie

Volwassene bestaat voor 60% uit water
20% vochtverlies is dodelijk

Slide 13 - Slide

Methodisch werken bij zorg voor voeding en vocht
  • je schat de zorgbehoefte van de zorgvrager in
  • je observeert de zorgvrager 
  • je stemt je zorg af op zijn zorgbehoefte
  • je coördineert en evalueert de zorg 
  • je hanteert de juiste beroepshouding

Slide 14 - Slide

Hoe kun je zorgbehoefte inschatten?

Slide 15 - Mind map

leeftijd en ontwikkelingsfase
eet- en drinkgewoonten (soorten en hoeveelheden)
eetlust
lengte en lichaamsgewicht, eventueel het gewichtsverloop van de laatste maand(en)
conditie
medicatie
slikklachten
problemen met het gebit
activiteiten
ziektebeeld
gebruik van hulpmiddelen
kennis van de zorgvrager over zijn ziekte
houding van de zorgvrager tegenover zijn ziekte en de bijbehorende beperkingen (denk aan een stoma)
sociale, economische, culturele en religieuze achtergrond van de zorgvrager met betrekking tot voeding
voorgeschiedenis

Slide 16 - Slide

Hoe kun je je zorgvrager observeren?

Slide 17 - Mind map

  • Je observeert wat de zorgvrager eet en drinkt. Je noteert wát, hoeveel, wanneer en eventueel waar hij eet en drinkt. Houd zo nodig vocht- en voedingslijsten bij.
  • Je observeert het gedrag tijdens het eten. Hierbij ga je na hoe de zorgvrager met voeding en vocht omgaat, welke factoren zijn eetlust beïnvloeden en in hoeverre hij zelf voor zijn voeding en vocht kan zorgen.
  • Je observeert hoe de zorgvrager omgaat met voedings- en dieetvoorschriften.
  • Je observeert voedingsproblemen, zoals misselijkheid, braken, diarree en andere problemen die te maken kunnen hebben met inname van vocht en voeding.

Slide 18 - Slide

Hoe stem je zorg af op zorgbehoefte?

Slide 19 - Mind map

Slide 20 - Slide

Hoe coördineer je hulp bij voeding en vocht?

Slide 21 - Mind map

  • naasten en mantelzorgers, die hulp bieden bij het eten en drinken;
  • de arts, die voedings- en dieetvoorschriften geeft;
  • de diëtiste en voedingsassistente, die de voorschriften vertalen naar diëten en begeleiding bieden;
  • de ergotherapeut, die adviezen geeft over aanpassingen in de keuken en gebruik van hulpmiddelen aanleert bij een handicap;
  • de praktische pedagogische gezinsbegeleiding (PPG), die ouders begeleidt in de thuissituatie bij problemen met de voeding van zorgvragers met een verstandelijke beperking;
  • het consultatiebureau, dat adviezen geeft over gezonde voeding bij baby’s, peuters en kleuters.


NB REGISTRATIE in een zorgleefplan & INLEVING. (beroepshouding)

Slide 22 - Slide

Uitgangspunten voor de ondersteuning bij eten en drinken
  • Sluit aan bij de behoeften van de zorgvrager.
  • Zorg voor inspraak in de samenstelling van het menu. Laat de zorgvrager meedenken.
  • Benader de zorgvrager rustig en overzichtelijk.
  • Zorg voor een goede eethouding van de zorgvrager.
  • Zorg voor een prettige omgeving.
  • Zorg ervoor dat het eten smaakvol wordt opgediend: op temperatuur en aantrekkelijk opgemaakt op het bord.
  • Pas je tempo aan de zorgvrager aan.
  • Moedig zelfzorgactiviteiten aan. Geef uitleg over aspecten van eten en drinken, en hulpmiddelen daarbij.

Slide 23 - Slide

Wat is nog meer belangrijk om op te letten?

Slide 24 - Mind map

  • slechtziendheid
  • slikproblematiek
  • religie
  • onderliggend lijden 
  • goede houding zorgverlener
  • evaluatie
  • allergieën

Slide 25 - Slide

Hulpmiddelen
bestek met verdikte, verstelbare en losse handgrepen
bekers met een of twee handgrepen, met gesloten oren
bekers met korte en lange tuitjes
bekers in hoekvorm, met een linkshandige en/of rechtshandige functie
bekers in kiepvorm
bekerhouders in verschillende uitvoeringen op voet, zonder voet, met tuimelbekervoet
dikke en dunne rietjes, buigzame rietjes
bekers met een rietjesuitsparing of neusuitsparing
bestekhouders
servies met bordranden om morsen te voorkomen
losse bordranden zodat het eten niet wegschuift
borden met anti-schuifnappen

NB logopediste en/of ergotherapeut om advies

Slide 26 - Slide

Opdrachten, niet voor een cijfer.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Lesplanning
Les 5, 9 maart
vervolg les 7 en les 5&6
Les 6, 16 maart
Les 3
Les 7, 23 maart
Les 4
Les 8, 30maart
herhalen van  stof op verzoek / oefenvragen toets
Les 9, 6 april
toets
Les 10, 13 april
herkansing/inhalen toets en planning blok 2

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Tips & Tops?

Slide 31 - Open question