Gerund or infinitive

Gerund or infinitive
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Gerund or infinitive

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Gerund
De gerund is een vorm van het werkwoord (stam + ing) die gebruikt wordt als zelfstandig naamwoord.
Deze wordt gebruikt:

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je de Gerund?
a Als onderwerp:   Swimming is fun
b Na voorzetsels (about, in, off, at, of, without, by, before):
   He left without paying
c Na bepaalde uitdrukkingen (it's no use, it's no good, can't help, can’t stand)
   It's no use arguing
d Na de werkwoorden:  give up, go on, mind, fancy, finish, quit, suggest.  
    I enjoy going to the seaside

Slide 7 - Slide

Je gebruikt de gerund ook na werkwoorden zoals like, hate, enjoy, love, remember, prefer, start, continue, keep, begin en stop wanneer het gaat over iets wat iemand vaak (of niet langer meer) doet:
I like swimming.
Harriet enjoys reading.
We don't prefer kayaking over canoeing.

Slide 8 - Slide

to-infinitive
In alle andere gevallen gebruik je een zogeheten infinitief (to + hele werkwoord) na de genoemde werkwoorden like, hate, enjoy, love, remember, prefer, start, continue, keep, begin en stop:
I would love to swim.
He hates to tell you it won't happen.

Slide 9 - Slide

Remember

Als je na het werkwoord remember een gerund gebruikt, verwijs je naar het verleden. Gebruik je een infinitive, dan moet het nog gebeuren.
Remember fishing on the lake, those were good times!
Remember to walk the dog when you get home.






  I clearly remember telling him this. 
Ik herinner me nog duidelijk dat ik hem dit heb verteld.
 I must remember to phone him. 
Ik moet niet vergeten hem nog bellen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

She delayed ...
(get) out of bed.
A
to get
B
getting

Slide 14 - Quiz

He demanded ... (speak) to the manager.
A
to speak
B
speaking

Slide 15 - Quiz

I offered ... (help).
A
to help
B
helping

Slide 16 - Quiz

I miss ... (go) to the beach.
A
to go
B
going

Slide 17 - Quiz

I'd hate ... (arrive) too late.
A
to arrive
B
arriving

Slide 18 - Quiz

I chose ... (work) here.
A
to work
B
working

Slide 19 - Quiz

A Gerund is...
A
I'm afraid smoking isn't allowed.
B
I love smoking outside.
C
I was smoking a cigarette.
D
That girl is smoking hot!

Slide 20 - Quiz

This is going to be
A
easy
B
not so easy
C
not too difficult
D
difficult

Slide 21 - Quiz

Bij welke werkwoorden moet je opletten? Noem er minimaal 3

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link