Les 4K, herhaling h3 en h4

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Vragen over Taalverzorging, hoofdstuk 1 t/m 4?
  • Oefenen 
  • Klaar? 
  • Leer de theorie van Taalverzorging H1, 2, 3 en 4 en stel vragen 

Slide 2 - Slide

  • Je leert hoofdletters, leestekens gebruiken 
  • Je leert wat je al weet over Taalverzorging en waar je nog aan moet werken 
Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Taalverzorging 
Brugklas havo
Toetsweek zomer

Slide 4 - Slide

Heb je vragen over 
hoofdstuk 1, 2, 3 en 4?

Slide 5 - Slide

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport


Slide 6 - Slide

Regel tussenletter(s) -e-

  • Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn
  • Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: retegoed, reuzegroot
  • Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad, stageplaats
  • Als het woord geen meervoud kent: rijstepap
  • Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 7 - Slide

Regel tussenletter(s) -S-

- Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking

stadstuin   ->    stadscentrum



maar geen tussenletter -s-:

voetbaltraining   ->   voetbalsupporter



Slide 8 - Slide

volk + buurt=

Slide 9 - Open question

konijn + hok=

Slide 10 - Open question

snelheid + duivel=

Slide 11 - Open question

reus + gezellig=

Slide 12 - Open question

Opletten: lastige werkwoorden

Werkwoorden die beginnen met be-, ge-, ver-, ont-, her- of over- klinken in de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd hetzelfde, maar vaak schrijf je de werkwoorden anders.


gebeurt of gebeurd

verandert of veranderd?

herstelt of hersteld?

Slide 13 - Slide

Opletten: lastige werkwoorden


In de tegenwoordige tijd noemen we een werkwoord met 

be-, ge-, ver-, ont-, her- of over-  een persoonsvorm.


In de voltooide tijd noemen we een werkwoord met

be-, ge-, ver-, ont-, her- of over-  dat geen persoonsvorm is 

een voltooid deelwoord.



Slide 14 - Slide

-d of -t? Gebruik het schema


-d of -t?

Gebruik het schema.

Slide 15 - Slide

Zo gebruik je het schema

Kijk eerst of het werkwoord een persoonsvorm is.


Nee?

- Maak het werkwoord langer. Je hoort -d of -t. Schrijf zo kort mogelijk.


Ja? Staat het woord in de tt of vt?

- tt: kies stam, stam + t of hele werkwoord.

(gebruik lopen om te horen of er een -t achter de stam komt)

- vt: sterke werkwoorden veranderen van klank. Schrijf deze zo kort en eenvoudig mogelijk op. Zwakke werkwoorden: kies stam + te(n) of stam + de(n) (gebruik 't ex-kofschip wanneer je niet weet of je te(n) of de(n) moet gebruiken.)


Slide 16 - Slide

Persoonsvorm

Soms gebeurt dat.
Dat verandert niets.
Zij herstelt haar scooter.
Voltooid deelwoord

Het is gebeurd.
Het is niet veranderd.
Zij heeft haar scooter hersteld.
Is het een pv?  JA
tt of vt?  tt
Regel? Stam +t
Is het een pv?  NEE
Regel? Maak langer, hoor je -t of -d? Schrijf zo kort mogelijk

Slide 17 - Slide

Voorbeeld:
ik verleer, hij verleert, hij heeft verleerd

Doe hetzelfde met verwerken.
_________

Slide 18 - Open question

Voorbeeld:
ik verleer, hij verleert, hij heeft verleerd

Doe hetzelfde met besturen.
_________

Slide 19 - Open question

Johnny en Anita hebben zich prima (vermaakt) tijdens het jaarlijkse tentfeest.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
voltooid deelwoord

Slide 20 - Quiz

Victor (herinnert) zich ineens dat hij nog een afspraak heeft.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
voltooid deelwoord

Slide 21 - Quiz

1. Hoe komt het dat de tekst niet prettig is om te lezen?
2. Wat zou je aan de tekst willen veranderen?




Haren recyclen: gek idee?
Modeontwerpster Jessica van Halteren gebruikt gedragen, afgedankte kleren voor Jessica’s collecties. Maar Jessica gebruikt ook haren die Jessica verzamelt. In de laatste Amsterdam Fashion Show toonde Jessica Jessica’s jas gemaakt van mensenhaar. Waarom zou je geen menselijk haar kunnen recyclen? dacht Jessica. Jessica vroeg Jessica’s vrienden hun haar te bewaren na hun kappersbezoek en Jessica knipte ook zelf mensen. Nee, Jessica vindt het geen gek idee, want Jessica houdt van hergebruiken en niet van dingen weggooien.

Slide 22 - Slide

16 Schrijf de citaat over. Noteer hoofdletters en leestekens waar dat moet.
mijn vader zei michiel, het verkeerslicht staat op rood

Slide 23 - Open question

21 In de zin staan verkeerd gespelde woorden. Verbeter alle fouten.
Mijn zusje moet af zwemmen in de herfst vakantie.

Slide 24 - Open question

22 In de zin staan verkeerd gespelde woorden. Verbeter alle fouten.
Deze honden liefhebber fokt alleen maar ras honden.

Slide 25 - Open question

24 Verbind de woorden. Gebruik hoofdletters als dat moet.

midden + beemster

Slide 26 - Open question

25 Verbind de woorden. Gebruik hoofdletters als dat moet.

zuid + holland

Slide 27 - Open question

28 Schrijf de getallen op in letters.

17

Slide 28 - Open question

29 Schrijf de getallen op in letters.

66

Slide 29 - Open question

30 Schrijf de getallen op in letters.

300

Slide 30 - Open question

33 Maak samenstellingen van de volgende woorden:

kat + bak

Slide 31 - Open question

46 Noteer het meervoud van de woorden. Indien nodig, noteer beide vormen

bikini

Slide 32 - Open question

51 Noteer het meervoud van de woorden. Indien nodig, noteer beide vormen

dvd

Slide 33 - Open question

52 Noteer het meervoud van de woorden. Indien nodig, noteer beide vormen

museum

Slide 34 - Open question

56 Noteer het meervoud van de woorden. Indien nodig, noteer beide vormen

café

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Video

Aan de slag


Leer de theorie van Taalverzorging Hoofdstuk 1 en 2 (zie gekleurde kaders). 
Maak de bijbehorende opdrachten. Klaar? 
Kijk die na op Magister. 
timer
10:00

Slide 37 - Slide

Heb je vragen over 
hoofdstuk 1 en 2 ?

Slide 38 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 39 - Slide

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 40 - Slide

Huiswerk
H1 - Schrijven op blz 20


Lezen: theorie over een enquete maken
Maken: opdracht 1 en 2 


Slide 41 - Slide